Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Wie zou beweren dat Vlaanderen het behoud zijner Germaansche volkstaal niet grootendeels aan deze fiere Kerels is verschuldigd? In het jaar 1204 bezat de gravin Machteld, weduwe van Philips van den Elzas, als bijleving of duwarie een groot gedeelte van Kerlingaland. Zij wilde den vrijen bewoners drukkende belastingen opleggen, waaronder ongetwijfeld de zoo diep gehate balfaart.
V 112, 172, 262, 263, 264, 268, 435, 585, 1204; Reg. Staats-res. 538, 859; SCHOTANUS, Beschrijv. 266; FOEKE SJOERDS, Beschrijv. I 258; Teg. Staat, III 396; VAN LEEUWEN, Watervloed, Inl. 52. Het octrooi van 1557 en daarop gevolgde stukken vindt men in het Prov. Archief, Lands Dijkagieboek, kopij 131-150.
In 1204 werd Asperen door Graaf Willem I van Holland belegerd, die het eene kasteel slechtte; in 1480 werd het door de Bourgondische krijgsknechten bezet en geplunderd; in 1497 had het veel last van de Hollandsche soldaten, die de stad en de omstreken beschermden tegen de Gelderschen.
En van Gotfried van Bouillon en Boudewijn van Vlaanderen af tot de ridders toe die Konstantinopel in 1204 veroverden en in 1214 de zegepraal bij Bouvines behaalden, vertellen de kronieken van een hele reeks schitterende Noord-Franse ridderfiguren. De ridderschap als zodanig werd meer en meer door de Noord-Franse juristen en ceremoniemeesters georganiseerd en gevormd.
In het jaar 1204 veroverden de eersten zelfs, geholpen door de vloot der Venetianen, de stad Constantinopel en maakten zich meester van het rijk. Graaf Boudewijn van Vlaanderen was de eerste keizer van het zoogenoemde #Latijnsche keizerrijk#, dat zich slechts tot het jaar 1261 kon staande houden. In dat jaar herstelde een griek Michaël Palaeologus het Grieksche keizerrijk.
WINSEMIUS, Chronique, aan het slot; Tegenw. Staat, III 292; Charterb. V 634, 1204; Reg. Staats-res. 367, 473, 543, 546, 764; VAN LEEUWEN, Watervloed, Inl. 53. In 1633 bepaalden de Staten, dat het den bedijkers van meren zou vrijstaan, om tot het maken van dijken en ringslooten de omgelegene landen, tegen vergoeding, te gebruiken en bruggen en vaarten te verleggen.
Kervyn. XII p. 2, 23; vgl. ook Deschamps, III p. 42. Froissart ed. Kervyn, XI p. 89. P. Durrieu, Les très-riches heures de Jean de France duc de Berry, 1904, pl. 38. Oeuvres du roi René, ed. de Quatrebarbes, II p. 105. Deschamps, I nos. 61, 144; III nos. 454, 483, 524; IV nos. 617, 636. Durrieu. l.c. pl. 3, 9, 12. Deschamps, VI p. 191, no. 1204. Froissart, ed.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek