United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ja, 't is dezelfde deur, 't zijn de oude vensterboogen: 't Is of de drempel u verlangend naadren ziet: Maar 't oude welkom groet u niet, En gij gaat stil voorbij met neêrgeslagen oogen! Of peinst gij voort en toeft gij nog, Niet lang zal u de droom op gouden vleugels dragen: Ach, koele blikken, norsche vragen Verjagen 't laatste zelfbedrog. Wat wordt u 't vriendlijk huis?

"De Zeegenbrengster" luidde uw naam, o milde, aan wie de waereld zooveel zeegen dankt, wier brooze leeven, marmervast verklankt, den dorst zooveeler schoonheids-dorst'gen stilde. Ach, blanke liefde-zuil, bloedrood omrankt door vuurig lied, één vriendlijk groeten tilde den Held in 't licht, dat uw zacht aanschijn wilde nogmaals verlichten wie er doolt en wankt!

Hebt gij bijna uitgestreden, Laat me een deel van uwen geest, Waardoor uw kortstondig leven Zoo aantreklijk is geweest; Van 't geduld dat u bezielde, En u, in de grootste pijn, Altijd vriendlijk en blijmoedig, Hoopvol en getroost deed zijn. Geef mij want ik heb 't zoo noodig Van uw nooit verflauwden moed, Die den weg der plichtsbetrachting Effen maakte voor uw voet.

Zachtkens zet zij aan mijn zijde Op den leêgen stoel zich neêr; En zij drukt mijn koude vingers Met een handdruk, naamloos teêr. En zij zit mij aan te blikken Met dat diep en vriendlijk oog, Kalm en heilig als de sterren Aan den blauwen hemelboog. 't Is mij als versta ik alles Wat zij mij te zeggen heeft, Tot ze, na een teêr vermanen, Spraakloos mij heur zegen geeft.

Dat smeltvisschen schijnt in de 18e eeuw een waar volksfeest geweest te zijn, zooals blijkt uit Bellamy's schoone beschrijving van deze visscherij. Daar leeft in Zeeland aan het strand Een kleine, ronde visch, Die naar der Zeeuwen kieschen smaak Een lekker voedsel is. Des zomers, als de zuidewind Langs kleene golven speelt, En vriendlijk 't gloeiende gelaat, Des nijvren landmans streelt,

Ook raven, zegt men, voed'ren vondelingen, Al hong'ren dan hun jongen in het nest; O wees voor mij, al zegge uw hard hart neen, Zoo al niet vriendlijk, toch niet deernisloos. TAMORA. 'k Weet niet, wat deernis is; thans weg met haar! LAVINIA. Laat mij 't u leeren. Om mijns vaders wil, Die u liet leven, toen hij u kon dooden, Wees thans niet doof, maar leen mijn beden 't oor.

Ga, zoek een rotskloof die u past, Waar nooit een leeuwrik zingt bij 't vriendlijk morgenkrieken, Maar onverpoosd de rave krast, En eeuwig Duister broedt op vale vleêrmuiswieken! Zit daar in grauwe nevels neêr, Omringd van wilde steenrotsbrokken, Gegroefd als uw gelaat, verward gelijk uw lokken, En steiger uit dien poel niet meer!

Van de Aesir en de Alfar Die zijn hier binnen Heeft geen een vriendlijk woord voor u. Aegir's Drinkgelag of Loki's Woordenwisseling. Toen, naijverig op den lof dien Funfeng, Aegirs knecht, had gekregen wegens de vlugheid waarmee hij de gasten van zijn meester diende, keerde zich Loki plotseling naar hem toe en vermoordde hem.

Hoe dikwijls had het haar al gehinderd, haar innerlijk driftig, oproerig gemaakt, dat hij altijd maar bleef zoo gelijk ... gelijk..., zoo bedachtzaam, zoo heerig bedaard, zoo vriendlijk waardeerend of goedmoedig berispend..., dat, als hij zich eens, een enkele maal, een klein beetje opwond, dat hij dan tóch blijkbaar nog dacht aan 't geluid van z'n stem, de plooien van z'n gezicht, de gebaren van z'n handen, dat hij dat nooit eens vergat, zich nooit eens heelemaal gaf, zich eens liet gaan..., liet rennen en draven als een vurig veulen in de ruime, welige wei!... Maar neen!

De mond, schoon zwijgend, spreekt: Ziet, hoe daar uit het trillend oog Een groote traandrop breekt! Zij zien de dagen van weleer, Hun dierbaar huis, hun vriendlijk meir, Hun groene lustwarand, Hun lieve, grijze moeder weêr, 't Verloren Vaderland!