United States or Martinique ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Joden konden niet protesteeren tegen den roof aan hen gepleegd; zij onderwierpen zich en kwamen later samen in een grootere en mooiere synagoge, gebouwd door Samuel Levy, den beroemden schatmeester van Peter den Wreede, volgens de plannen van den rabbijn Don Meir Abdeli, en voltooid in 1336.

En nu, na gevaar " de uitdrukking van zijn gelaat geeft zijn bedoeling te kennen aan den schilder, die zijn woorden aanvult met: "Liefde!" De twee vrienden gaan nu weer door de Kammestraat over de Schoenmarkt naar de Place de Meir, waar het deftige huis van Bodé Volckers ligt, en als zij er binnentreden, bevinden zij zich weldra in tegenwoordigheid van een koopmansfamilie uit dien tijd.

Eene zeer uitvoerige beschrijving van het Trophonius-orakel geeft, uit eigen ervaring, een tijdgenoot van Maximus, nl. Van het meir Avernus, in Campanië, is reeds in hoofdstuk III sprake geweest; hier willen wij nog slechts opmerken, dat Zuid-Italië, wegens de vele Grieksche kolonies die er waren, vaak "Groot-Griekenland" werd genoemd.

De mond, schoon zwijgend, spreekt: Ziet, hoe daar uit het trillend oog Een groote traandrop breekt! Zij zien de dagen van weleer, Hun dierbaar huis, hun vriendlijk meir, Hun groene lustwarand, Hun lieve, grijze moeder weêr, 't Verloren Vaderland!

Die zich met my op het grenzenloos meir der Poëzy inschepen wil, neme in mijn vaartuig, al ware 't een mosselschelp, en even zoo in den koers dien ik verkies te houden, genoegen, al wilde ik met de Grieken een zeer veranderlijk en misleidend gestarnte ten gids nemen. Die beter weet, stappe vrij uit en kieze zich een beter weg; ziedaar zijn recht, en het mijne!

Duizend-oogig spiegelt zich in ’t meir De nacht, en laat haar bleeken luchter beven, Die honderd sneeuwen sluieren doet zweven Om ’t, rond de diepte rijend, rotsenheir. En Sluimer daalt, op vlinder-wieken, neêr, Met wuivend rijs, waaraan de druppen beven, Die, dauwend, droom en zoet vergeten geven, En zweeft, in schaduw, peinzend heen en weêr.

"U prijst ons hart. Gij schiept het schepslenheir, Zoover 't azuren vlak des hemels strekt, O bron des lichts, die uit het blauwe meir, Daar boven zegen stort, en leven wekt! "Gij koestert en gij waakt. Uw stralenkrans Roept vreugde en hoop in 't onbevlekt gemoed, Zoo dikwijls Ge aan den ongemeten trans Uw kreitsloop aflegt met gewiekten voet.

En door den blanken nevel op hun kruin Weêrblinkt een Stad, uit kristallijn gebouwd, Met torens en paleizen, heerlijk schoon. En van die hoogte vloeit een water neêr, Geen stortvloed maar een zachtbewogen meir: Niet bruischend, maar met zoeten zilvertoon Gelijk muziek voortgolvend naar beneên.

"Ja," antwoordt de Engelschman kortaf, en om verdere vragen te voorkomen: "Kunt gij mij zeggen, waar de familie Bodé Volckers woont?" "Och, iedereen weet dat; hij is onze oud-burgemeester, de vorst-koopman van Antwerpen, Niklaas Bodé Volckers, die op de Place de Meir woont." "O, de Place de Meir, dank u, senor," antwoordt Guy, en den toortsjongen terugroepend, zegt hij: "Bodé Volckers!"

Doorploeg' wien 't lust den wijden plasch Met volgetaste barken! En zeile hij naar 's waerelds as Met uitgespannen vlerken: Ik blijf aan 't strand! Ik zag in 't meir Zoo menig een begraven; En zet me aan 's Heeren voeten neêr, Niet verre van de haven! "Uit Hem zijt gij in Christus Jezus, die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing."