United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij wenscht niet anders dan haar te mogen dienen, zooals een page zijn meester dient. Hij hoopt haar schaatsen aan te mogen binden, garen voor haar op te houden en haar slee te besturen. Er kan geen sprake van liefde zijn tusschen die twee; maar hij is juist de man om zich gelukkig te voelen in romantisch, onschuldig gedweep. De jonge graaf is rustig en kalm en Gösta tintelt van vroolijkheid.

En dan, langs die bosschages, zoowel van het blijvende, alsook van het weer zoo liefelijk ontloken lentegroen, langs de stammen en onder het loof door van ceders en mirten en oranjes, van seringen, peperboomen en citroenen, tintelt in het helblinkende zonlicht de blauwe zee, en schittert het witte zeil van een schip in de verte. O, men zou er willen blijven in dat paradijs.

En als ik mijn hoentje braden wil, Dan is mijn panneken vuil, En als ik mijn panneken schuren wil, Dan tintelt mijnen duim. Dan loop ik naar de geburen, Daar laat ik mijn panneken schuren, Dan loop ik naar de Franschen, Daar laat ik mijn potteken dansen. Te Barneveld vervolgt men: Tusschen de neus en de kin, Daar kan nog wel een pannekoek in. Ho, man, ho!

Zijn bruin gelaat kan wel niet schoon genoemd worden, doch het tintelt van geest en leven: en in stem, in spraak, in manieren spreidt hij dat bevallige, dat innemende, dat echt hoffelijke ten toon, 't welk noch goud, noch hooge betrekkingen, noch al de moeite, die men aanwendt, kunnen verschaffen aan hem, wien het van natuur niet eigen is.

De schipper zuigt en blaast, de tondel tintelt, en klaagt over m'n spelling, nu ja, maar kan ik 't helpen dat onze taalwetgevers hun eigen wetten niet volgen?

"Wees toch niet zoo bang: 't heeft niets geen nood, de bui trekt al over." Een zonderling vuur schittert in Keetjes oogen; haar lippen zijn droog; in haar slapen tintelt en klopt het onuitstaanbaar. "Daar is Dorus," zegt de zieke eensklaps op droevigen toon. "Waar?" Carlo wendt het hoofd om, maar ziet niemand. "Ha! ha! ha! wat staat hem dat pakje grappig.

En dat wordt het, niet door drukke veelbezigheid, en nog minder door jacht op buitengewone dingen, en vooral niet door eigengerechtige goede werken, maar door wat tintelt en gloeit in het hart. In het hart zijn ook voor de vrouw en de jonge maagd de uitgangen des levens. En de vraag is maar: Waar loopen die uitgangen des levens naar toe? Naar behaagzucht? Naar streeling van eigen lust?

Op het eerste, het eigendom der familie De Jonge van Ellemeet, werd in 1862 Koning Willem III op vorstelijke wijze ontvangen; hier was de eigenaar in 1873, de gastheer van een schaar letterkundigen, bij het Taal- en Letterkundig Congres te Middelburg vereenigd, en Beets zong in de Oranjerie van dit buiten den gastheer toe: Dat de Overduinsche bloemhof bloei', Zijn boomgaard ryke vracht doe plukken, Het kunsttrezoor er overvloei' Van altijd nieuwe meesterstukken; Zijn Eigenaar aan 't zilvren haar Op 't hoofd, zoo ongebogen, Nog lang den gloed van 't leven paar', Dat tintelt in zijn oogen.

"Ons Spieker," zoo schreef T., in het Maart No. van De Tijdspiegel, jaargang 1859. "Ons Spieker van W. C. Wansleven, wien wij alleen verwijten dat hij zoo zelden als schrijver optreedt, tintelt van waarheid; de eigenaars van dat Geldersche buitentje zijn uitnemend geschetst, al verschillen ze onderling niet weinig, terwijl het geheel overvloeit van lessen voor wie ze er uit halen wil."

Het licht tintelt in duizend heerlijke kleuren op de berijpte boomen, en vroolijk schijnt de zon op de van de koude blozende wangen der menschen, die door de straten van het stadje heen en weer loopen, trappelende met de voeten en met de tintelende vingers in de zakken, in handschoenen of in bonte moffen. De ochtendbeurt is gedaan.