United States or Morocco ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Lief meisje! in naam van de liefde des hemels, Wilt gij mij een beker verkoelend water geven? Want een hevige koorts gloeit in mij; Ik durf niet van mijn paard te stijgen, schoon meisje! Want mijn ros heeft een boozen trek Tweemaal wil hij zijn ruiter niet laten opstijgen."

Het laatste etmaal is hij bijna niet uit den zadel geweest. Als hij opstaat, is zijn gelaat bleek doch kalm. Onwrikbare wilskracht gloeit in zijn oog. Hij geeft de Caulaincourt order naar Parijs te gaan, keizer Alexander op te zoeken en paal en perk te stellen aan de intriges, welke daar tegen hem worden gesmeed.

Biagio en Passafiore, zijn neef, wagen het niet zich te vertoonen. Ze liggen verborgen in een grot, tot alles gereed is. Ze lachen luidkeels, want zooveel jammerklachten als Falco nu uit, hebben niet in de steengroeve weerklonken, sedert ongelukkige krijgsgevangenen daar aan den arbeid waren. Maar Biagio ziet op naar den grooten Etna, die gloeit in den zonsondergang.

Een kaakslag, welke hem door de soldenier gegeven werd, brak zijn rede. Hij zweeg plotseling en bukte het hoofd alsof hij de moed liet zinken. Maar dit was het niet: een innige woede vervoerde zijn ziel, en gelijk het vuur dat in de schoot der vulkanen gloeit, brandde een razende wraaklust in het hart van de Vlaming.

Ginds stelt de opperpriester aan Amasis de brieven zijns vaders ter hand. Hoonende en spottende woorden vloeien van de lippen des konings, het gelaat van Neithotep gloeit van helsche vreugde. Zoo geheel weggezonken was hij in zijne droomerijen, dat een der Perzische geneesheeren hem waarschuwen moest, toen de kranke ontwaakte.

"Maar kindje, wat gloeit je gezicht!" riep zij uit, "ben je zoo opgewonden?" Toen, met een plotselinge verandering van toon: "Ik vind toch dat die garneering om den hals wat kaal staat. Je hals is ook niet blank genoeg om zoo ver bloot te zijn. Je moest eigenlijk... ja, wacht eens, ik zal je voor dezen éénen keer mijn parelsnoer leenen; dat zal bepaald mooi staan bij die crème kant.

De grootste liefde, die den mensch kan nopen, Noopt ook der waerelden talloos getal Het hart der zon te zoeken, dat hen zal, Vol wreedheid, smachtende om zich heen doen loopen. Zóo zwerven ook om ’t vuur, dat gloeit in ’t dal, De wolven van het woud in donkre hoopen, Die smachten daar in bloed den muil te doopen. Van zonnevuren wemelt het heelal.

En dat wordt het, niet door drukke veelbezigheid, en nog minder door jacht op buitengewone dingen, en vooral niet door eigengerechtige goede werken, maar door wat tintelt en gloeit in het hart. In het hart zijn ook voor de vrouw en de jonge maagd de uitgangen des levens. En de vraag is maar: Waar loopen die uitgangen des levens naar toe? Naar behaagzucht? Naar streeling van eigen lust?

Want 's morgens vond hij den middagstond Als iets, dat hij heerlijk wist, En 's middags zocht hij of hij vond Wat hij 's morgens had gemist. En 's avonds zag hij het middaguur, Dat hem eerst zoo had vermoeid, Als een groote papaver van stralend vuur, Waar de levende zon in gloeit.

Mijne oogen zijn betraand en gezwollen, niet waar? Mijn hoofd gloeit en klopt. Kunt ge dat alles niet zien toch, Mariëtte? Haast niet, juffrouw, haast heelemaal niet, ik verzeker u. Francine brak beschuitjes en kruimelde ze over de rood-bestippelde servet. Daarbinst nam Mariëtte de muilslofjes weg en bracht schoenen met hooge hakken. Op een laag bankje rustten Francine's kleine voetjes.