United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Juffrouw Willems, in 't eerst eenigszins ontdaan plotseling den man voor zich te zien tegen wien zij innerlijk met bitterheid was vervuld, was later over die eerste emotie heengekomen in haar schik eens met hem samen te zijn zonder haar echtgenoot om eens terdege hare grieven te kunnen luchten, en reeds beschouwde zij Roestink met zeker welbehagen als hare zekere prooi; doch er was iets in het beleefd, maar koel en kort afweren van hare aanvallen, dat haar waarschuwde niet al te vast op de zegepraal te rekenen. Willems had het haar meer dan eens gezegd dat hij geen alledaagsch man was, zij had het nooit zóó diep gevoeld, zóó goed begrepen als op het oogenblik zelf, waarop ze meende hem in hare macht te hebben. Inderdaad toen Antje met zooveel sans gêne van hem sprak als van een jeugdigen spring-in-'t-veld, had zij zeker meer het oog op zijn verschil van leeftijd met Willems, dan op zijne persoonlijkheid. Hoewel hij zeker de dertig nog niet had bereikt, gaf hij volstrekt niet den indruk van »groote jeugd," allerminst van jeugdige lustigheid. Het is waar, zijn gelaat had iets fijns en teers dat op vol rijpen leeftijd verloren gaat, maar zijne trekken waren zoo sterk sprekend en zoo vol uitdrukking, dat men bij eenige opmerkingsgave terstond een karakter zag in deze physionomie. Geen frisch jeugdig blosje kleurde de geelbleeke tint. Om het breede beenige voorhoofd viel het zware gitzwarte haar eenigszins ongeordend neer; als het hinderde werd het door den eigenaar maar een weinig ter zijde geschoven et voil

"'t Is het einde der wereld," stamelde zij. Joly drukte een kus op den dikken, rooden, gerimpelden hals van madame Hucheloup, en zeide tot Grantaire: "Mijn vriend, ik heb den hals eener vrouw altijd als iets bij uitnemendheid teers beschouwd." Intusschen had Grantaire een steeds hoogere gedachtenvlucht genomen.

Willems drukte haar de hand met tranen in de oogen en met een pijnlijken glimlach om den mond. »Beste vrouw! gij meent het goed, maar ziet gij, er is wat ik je moeielijk duidelijk kan maken, er is onderscheid tusschen knutselen zoo wat voor pleizier, en.... en datgene wat men inspiratie noemt, dat laatste is iets zeer teers, zeer vluchtigs, dat men aangrijpen en zich ten nutte maken moet op het oogenblik dat het dáár is, waardoor men zich moet laten leiden, waaraan men zich kan overgeven, zoolang het ons wil bijblijven, maar dat ééns vervlogen, niet naar willekeur is op te vangen.

Ze zijn bekoorlijk, die Maltezer vrouwen; ze schijnen van de rotsen een tint als van doorschijnend ivoor te hebben aangenomen. Meestal zijn ze niet groot en hebben fijne trekken, iets onzegbaar teêrs, en haar groote oogen hebben een zachten glans onder de faldetta.

Ze zijn bekoorlijk, die Maltezer vrouwen; ze schijnen van de rotsen een tint als van doorschijnend ivoor te hebben aangenomen. Meestal zijn ze niet groot en hebben fijne trekken, iets onzegbaar teêrs, en haar groote oogen hebben een zachten glans onder de faldetta.

Daar moet ik iets teers, iets melancholieks voor hebben; daar is het al, daar is het al, dat zijn een twaalf maten, die weenen als Magdalena's, het snijdt je door je hart! Brr! Brr!" zeide Schaunard, rillend in zijn met sterren bezaaiden rok, "als het ook maar hout sneed!

Meneer Kuyper zie ik als een teere figuur, een man van middelbare groote, in 't zwart gekleed, een zijden petje op. Zijn gelaat was zacht, bleek. Zijn oogen lichtblauw. Zijn gang opmerkzaam en rustig. Ik voelde iets teers voor hem, of ik voor hem wilde vechten. Dat gevoel ging geheel uit van zijn verschijning, want ik herinner mij niet, dat hij mij ooit persoonlijk goed deed.

Hij zeide 't zóó, alsof niemand er ooit aan zou kunnen twijfelen, of hij misschien ook later nog eens van plan zou veranderen; met de zekerheid van een, die zijn weg daar heel duidelijk voor zich ziet liggen. Langzamerhand was dat in het kind iets heel teers en innigs geworden, dat besef van zijn roeping. Hij voelde 't als een heilige taak.

Er lag iets teers, iets weemoedigs in de wijze, waarop de dag heengleed om straks plaats te maken voor den avond, die over al de lieflijke kleurschakeeringen een geheimzinnigen, doorschijnend witten nevel ging werpen.

Het zou mij zeer spijten, juffrouw, hernam hij met lager stemgeluid, als ik nu met het beeld van hetgeen toen gebeurde, iets teers in u ging bezeeren. Een schrikkelijke knettering brak los en deed de logie opschokken. De twee dames, vóor mij, vielen. Ik bleef overeind. Ik heb nochtans niet gezien hoe de ontploffing geschiedde.