United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


In zekere gemeente, niet verre van Meersen, geraakte ik over zaken van dienst in twist met eenen sergeant onzer compagnie, die een zeer ruwe en ongemeen sterke kerel was. In zijne gramschap sloeg hij mij geweldig in het aangezicht, en misschien zou hij mij nog verder mishandeld hebben, zoo niet de sergeant-majoor mijne verdediging genomen hadde.

Onder eene nieuwe vlaag van geestverbijstering, komt nu de prinses Ermelinde op hare knieën tot voor zijne voeten gekropen, heft de smeekende handen tot hem en roept op scheurenden toon: "O, Albafras, machtige toovenaar, genade, genade, spaar mijn leven! o, neen, neen, dood mij niet!" Daar wordt de buitendeur met eenen sleutel geopend, en de sergeant-majoor treedt binnen.

Was de fourier zoo deerlijk geklopt geworden; dit mocht hij slechts aan zich zelven wijten; want had hij, Kobus Noppe, de kaart in de hand gehad, zeker de sergeant-majoor zou geene drie slagen opgehaald hebben. Hij was gereed, het hun te bewijzen, indien de fourier toestemde, hem met dezelfde kaarten tegen den sergeant-majoor te laten kampen.

Dan vroeg de sergeant-majoor: "Maar, moederken, gij zijt weduwe, volgens wij op ons biljet hebben gezien. Woont gij hier alleen met uwe goede dochter?" "Ik heb nog eenen zoon," antwoordde zij, "maar hij is naar Herenthals, met een kalf dat wij verkocht hebben. Voor den middag zal hij terug zijn."

"Een verborgen verdriet!" herhaalde de sergeant-majoor, zijnen gezel strak in de oogen ziende; maar evenras begon hij te lachen. "Kom, kom, fourier," gromde hij, "geene dwaasheden: ik ben razend van honger en heb lust om te bijten." "Nog eenige minuten; het is wel de moeite waard.... Zie, daar is eene herberg; de baas staat voor zijne deur; wij zullen hem vragen waar wij moeten zijn."

Te Moll teruggekeerd, vertelde de fourier aan zijnen sergeant-majoor, wat wonderlijke, treurige dingen hij te Gheel had gezien en vernomen; hij verborg hem daarbij niet, hoe onuitlegbaar diep hij door het schouwspel van der zinneloozen ellendig lot was ontroerd geworden.

"Het leven, maar de eer?.... Luister, luister, de trommels slaan alarm! God weet, wat het is! Spoedig, majoor! Indien de vijand onze compagnies eens onverwachts had aangevallen?" "O, mocht dit waar zijn!" riep de sergeant-majoor met blijdschap uit, terwijl hij haastig in de baan terugstapte. "Misschien zou ik heden nog de verlossing vinden!

Nu eens was hij koffiehuisbediende, dan kelderknecht, dan weer koster, tusschenbeide ook sergeant-majoor bij de burgerwacht; als dat te pas kwam ook bruiloftsnooder, en ook...." "Stop!" viel Droll hem in de rede, hem meteen bij den arm grijpende. "Hoe was zijn naam?" "Hoe de voornamen waren, weet ik mij niet meer te herinneren; maar zijn 'van' was Pampel. Ik noemde hem altijd maar neef Pampel."

Ik herinner mij als gisteren, hoe men ons, vredige particulieren, een kring deed formeeren, hoe vervolgens een rossige en sproetige sergeant-majoor ons de krijgsartikelen voorlas, met luider stemme sprekend, telkens wanneer quaestie was van »de dood«, »straf«, »dood door de kogel«...

Hij had, gedurende eenen slapeloozen nacht, den tijd gehad om over zijne belachelijke verbeeldingen en den goeden raad van den sergeant-majoor na te denken, en daarbij met schaamte erkend, dat hij, sedert zijne aankomst te Gheel, juist had gehandeld als ware het hem te doen om tegen den ridder Don Quijote van Cervantes in gekheid te wedijveren.