United States or Lithuania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Allen, niet één uitgezonderd, verklaarden er zich bereid toe, en Old Firehand koos er drie uit, die hij als het geschiktst daartoe beschouwde, namelijk Tante Droll, Humply-Bill en den Gunstick-Uncle: deze drie waren zeer vereerd met zulk een post van vertrouwen belast te worden.

"Dat is overheerlijk, hihihihi!" lachte Droll binnensmonds, zooals hij gewoon was te doen als er iets gebeurde, dat hem plezier deed. "Dat zal en moet gelukken. De kerels denken namelijk, dat wij ons verbeelden, dat ze nog daarginder onder de boomen liggen. Maar, sir! wij hebben daarbij op één ding bedacht te zijn, dat van het hoogste gewicht is." "En dat is?" "Het lot van de gevangenen.

Nu eens was hij koffiehuisbediende, dan kelderknecht, dan weer koster, tusschenbeide ook sergeant-majoor bij de burgerwacht; als dat te pas kwam ook bruiloftsnooder, en ook...." "Stop!" viel Droll hem in de rede, hem meteen bij den arm grijpende. "Hoe was zijn naam?" "Hoe de voornamen waren, weet ik mij niet meer te herinneren; maar zijn 'van' was Pampel. Ik noemde hem altijd maar neef Pampel."

"Ja, op vrije voeten is hij nog," antwoordde Droll; "maar hij is nu toch reeds zoogoed als in de knip. Ik ben naar Benton geweest, om daar mijn oogen een beetje beter open te doen dan anderen gedaan hebben, en...." "Gij? Waarom gij?" "Om die vijf duizend dollars te verdienen." "Het waren er immers tien duizend?" "Ja, maar het honorarium wordt gedeeld," zei Droll.

Dat alles was zoo pijlsnel in zijn werk gegaan, dat de gevangenen er niets hoegenaamd van bespeurd hadden. Eerst na verloop van eenige seconden zei het meisje: "He, vader! onze bewaker is weg!" "He, ja; dat verwondert mij; maar blijf maar stil zitten, kind! het is misschien om ons op de proef te stellen." "Suut, suut!" fluisterde Droll hun toe. "Ze moeten u niet hooren.

"Wilt ge dan de vriendelijkheid hebben, mij die vermoedens logisch te expliceeren?" Zij stonden beiden aan den rotshoek, waar de schaduw viel, en hielden hun oogen scherp gericht op den zoom van het woud, die door de maan werd beschenen. Daarbij vroeg Droll: "Wie zal wel beter weten, dat hier een woud is, wij of de Roodhuiden?" "De Indianen natuurlijk."

Kort voor den avond waren vier ruiters, die het spoor der tramps scherp in het oog hielden, den oever der rivier bovenwaarts gevolgd, namelijk Old Firehand, Zwarte Tom, en Tante Droll met haar jongeling. Het spoor liep onder de boomen door: het was erg duidelijk te herkennen, maar het was moeilijk te zeggen hoe oud het reeds was.

Wij kunnen ons niet op hen verlaten; sterke naburen zijn hier ook niet, zoodat wij ons waarschijnlijk op een lange belegering kunnen voorbereiden." "Dat behoeft ons volstrekt geen bezorgdheid in te boezemen, want de kelders zijn overvloedig van leeftocht voorzien," zei Old Firehand. "Maar water," merkte Droll aan, "dat is toch een der voornaamste behoeften!

"Maar Droll is toch stellig niet uw familienaam?" "O neen. Vandaar die naam." "En uw ware naam is die misschien een geheim? Ik heet Winter, en Tom heet Grosser; gij hebt reeds gehoord dat wij eigenlijk Duitschers zijn. Maar gij schijnt uw afkomst in een ondoordringbaar duister gehuld te willen houden?"

"Wat drommel!" riep Old Firehand. "Dat is Menaka-sjecha, de hoofdman van de Osagen! Van hem hebben wij niets te vreezen." "Sapperloot!" klonk de uitroep van Droll. "Het is warendig Bill zelf, Humply-Bill! Man, vriend, beste jongen! waarom mij niet gezeid, dat ik u bij de keel had! Nu ligt gij daar, en kunt niet kikken of mikken! Sta op, en werp u in mijn armen, broederhart!