United States or Sierra Leone ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tot eene preuve van dien sal ik voor eerst maer seggen, dat als een persoon van de eminentste qualiteyt in dese staet hem een gunstig oogh had toegeworpen, soo quam hy in den jare 1632 driftig herwaerts aengeloopen, verhoopende, dat hy nevens d'andre ouwe Santen, weder op het Autaer souw werden geset.

Geen mensch kan immermeer in desen my beschamen, Als of soo slechten maeght my niet en sou betamen, 670 En dat mijn grilligh hert hier sonder reden malt, Vermits mijn rouwe* jeught hier in te lage valt.* Ey draeyt doch eens het oogh, en siet na d'oude jaren,* Het stuck dat sal gewis sigh anders openbaren; Wat isser doen ter tijt, wat isser al bedocht, 675 Om by een geestigh dier te vinden dat men socht?

En als men haer den voet ter aerden dede setten, En met een vlijtigh oogh daer op bestont* te letten, Soo bleeck het metter daet, dat twee van hare teen Zijn als een swane-poot gewassen tegen een. 1280 Me-vrou is buyten haer. De teyckens hier gevonden, De vrat op hare borst, haer teenen dus gebonden, En 't gunt men uyt het schrift met klare woorden las, Versekert haer genough wie Pretiose was.

En t'wijl men besigh is ontrent de versche bloemen, Vernam* Don Ian het volck dat wy heydinnen noemen, En siet de jonge spruyt die in het groene sat 375 Heeft op den staenden voet hem door het oir gevat*, Hem door het oogh verruckt. hy siet haer geestigh* wesen, En hoort haer soete stem, en heeftet bey gepresen.

Wat sy van yemant weet dat veynst sy als te lesen Of uyt het oogh alleen, of uyt het ander wesen*: En dit noch altemael met soo een gauwen streeck, 135 Dat oock de sneeghste* man verwondert stont en keeck.

Soo haest u geestigh oogh, u soet en aardigh wesen 665 Koomt als een helle son in mijnen geest geresen, En dat ick sie den glans van u beleeft* gelaet, Dan isset sonder kracht al wat u tegen gaet.

Neen seker; 'k heb terstont* mijn lijf en gansche wesen, 945 Mijn oogh, en rooden mont, mijn geestigh* hair gepresen, Als ick ontrent den noen en midden op den dagh* Mijn leden overslough*, en in den spiegel sagh.

Soo dese jongelingh gedwongen is te sterven, Soo moet ick van gelijck mijn jonge leven derven, Mijn hert is al te weeck, mijn wesen al te teer, Als hy syn leven laet, wil ick geen leven meer. 1140 Ick bid u, weerde vrou, met al de gansche leden, Om u verheven stam, om u beleefde zeden, Indien oyt soete min, indien oyt reyne vlam In uwen geest ontstack, in uwen boesem quam; Soo slaet een gunstigh oogh op twee soo jonge menschen, 1145 Die geensins hoogen staet of machtigh gelt en wenschen, Maer poogen een te zijn in vreught en ongeval, Tot dat de bleecke doot haer eenmael scheyden sal.

"....een soet en aerdich beelt Dat stracx hem door het oogh tot in het herte speelt". "Het oogh, alleen het oogh, kan gantsch den mensen ontrusten, Het is een open deur, een inganck van de lusten." "Hier gaet de regel los, die ons heeft wijs gemaeckt, Dat niet als door het oogh het herte wert geraeckt." Nosemans, Hans. Haar bloed is machtiger dan haar wil: zij kan niet verhinderen dat zij bloost.

Hebt ghy hem menighmael niet geestigh hooren praten, Of door een gunstigh oogh tot in het hert gelaten?* Waerom doch soo geveynst, dat ghy soo langen tijt 215 Hem in bedencken hout en niet te wil en zijt? Ey lieve, zoo je meent den vrijer oyt te trouwen, En wilt hem niet te langh in angst en twijffel houwen.