United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wanneer doen ick den honingh in de ton? M. A. De byen nu gedoodt synde moet gy soo haest als het mogelyk is de byen uytsteken en den honingh in de ton doen. De reden is, omdat gy het quaedt beter vynden kondt. Want staen de byen langen tydt naer het dooden, soo wordt het nest en de doode byen grys, soodat gy het quaedt niet kont vynden. D. Vr. Hoe steek ick myn byen het beste uyt?

Hoe menigh edel vorst, een kroon gewoon te dragen, 685 Is inder haest verruckt* door heete minne-vlagen, Niet door een hoofsche maeght, of groote koningin, Maer, ick en weet niet hoe, een sloir* een harderin?

Soo haest u geestigh oogh, u soet en aardigh wesen 665 Koomt als een helle son in mijnen geest geresen, En dat ick sie den glans van u beleeft* gelaet, Dan isset sonder kracht al wat u tegen gaet.

M. A. Daer syn veel middelen; is de bye gestopt gelyk ick geseydt hebbe, dit niettegenstaende wordt sy van de roovers overvallen; niemt de bye wegh en stelt een liedig kaer op de plaets; laet de roovers op dit kaer aerbeyden, als sy niets vinden sullen sy haest vertrecken, en ondertussen voert de bye een weynig, en als hy den honingh gegeten heeft, soo steldt haer ontrent vier ueren naer den myddagh wyderom op haere plaets, sy sal de roovers keeren.

Soo haest het groote licht de sterren heeft verdreven, Soo gaet de jongelingh sigh op den wegh begeven, Hy vint het oude wijf, hy vint de jonge meyt 695 Ter plaetse daerse bleef en daer het was geseyt.

Siet dit is ons gebruyck, ick spreke sonder veysen*, Ghy, soo het u belieft, gaet op de sake peysen; 590 Dit moet de preuve* zijn van uwe liefde, vrient, Of anders stelt het vast, dat ghy my niet en dient*. Soo haest de ridder hoort het slot van dese reden, Hem rilt een koude schrick door al de gansche leden.

Hier voegden klagten, droef noch zwaar, Noch psalmen van den Harpenaar, Die Isrel stemden tot vertrouwen, Die Bontekoe, een hurkjen groot, Al opzeî aan zijn moeders schoot. Hij moest, zijns ondanks, vrolijk wezen, En zuster Roeltjen werd geprezen, Zijns vaders hulpe, sinds de dood Der brave vrouwe de oogen sloot: Stem: So haest Gysjen had vernomen. Bredero. Toelichting.

Ick wil met rijp beraet het stuck gaen overleggen, En u in ronde tael mijn antwoort komen seggen, En dat te deser plaets, en in dit eygen dal, Soo haest de gulde son hier weder schijnen sal. 600 Daer mede breeckt hy af; vermits hy had vernomen, Dat boven van den bergh syn jagers neder komen; Die wenckt hy metter hant; soo dat het gansche rot Met hem koomt af-gedaelt tot aen syn vaders slot.

Wat dienter meer geveynst? ick ben van liefde kranck, En dat heeft nu geduert wel seven maenden lanck. 240 Wilt dit nu met beleyt mijn ouders openbaren, En raet hun acht te slaen op mijn bedroufde jaren.* Want soo ick dien ick min niet haest genieten* magh, Soo is de gront geleyt van mijnen lesten dagh.

De reden is omdat de byen de swaermen jaegers het meeste volk hebben, en daerom in korten tydt veel honingh kennen bydraegen, want den peel heeft een seer teer blom, dewelcke veel honingh in korten tydt geeft, maer ock seer haest gedaen heeft; door eenen stormwyndt ofte blyksem wort sy geheel verdorven. Daerom syn oude byen beter voor de laetere heyde, omdat sy dan meer volk hebben.