United States or Monaco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ick en wil my geensins ontrecken, goede jongelingh, hier op myn gevoelen rondelick te verklaren, alsoo het selve onder al dat wy te samen 1855 gesproken hebben als een hooft-stuck* behoort gerekent te werden.

1 Of een verkrachte dochter wel doet haren ontschaker te trouwen. 2 Of een jongelingh wel doet een deerne te trouwen, die by een anderen verkracht of onteert is. 3 Of een courtisane, of een vrou-mensch dat met haer lichaem gewin heeft ghedaen, dient getrout. 4 Eyndelick van houwelicken door het verbidden van misdadige te wege gebracht.

En t'wijl de man aldus in blijdschap is geseten, Soo koomt het oude wijf en brenght een gouden keten, 1390 En brenght het hant-çieraet, en wat den jongelingh Te voren om den hals of aen de leden hingh.

Achter deselve volchde een Jongelingh te paert hebbende een groote lancije met een roode vaen in zijn handt, die aen weder zijde van 3 persoonen, ider hebbende een snoer van gout ende zilver doorvlochten, vastgehouden wierde, geaccompagneert zijnde met ontrent 30 jongelingen te paert, hebbende mede ider een cleijn root vaentgen inde handt, wesende gehabiteert als de Chineesen, met een swarten hoet breet van randt ende paerts hair gemaect, op t hooft.

Sy weet niet wat te maken, Sy voelt een selsaem vier door al de leden blaken; 890 Dies als sy op een tijt den ridder eensaem vont, Soo opent sy aldus tot hem een heuschen mont: Bevallick jongelingh, wat magh u doch bewegen, Dat ghy tot desen hoop soo bijster zijt genegen? Dat ghy by dit gespuys u soete jeught verslijt, 895 Ey geeft eens beter vreught aen uwen jongen tijt.

De misslagh van de jongelingh quam daer uyt, dat hy den regel dien 1740 hy gehoort hadde al te breet en sonder bescheydentheyt* in 't werck stelde. En voor u, lieve Philogame, staet te letten, dat ghy niet in gelijcke dwalingen en valt. Phi. Is daer voor te vreesen Sophronisçe?

Soo haest het groote licht de sterren heeft verdreven, Soo gaet de jongelingh sigh op den wegh begeven, Hy vint het oude wijf, hy vint de jonge meyt 695 Ter plaetse daerse bleef en daer het was geseyt.

Hij vertelt van een "jonge deerne binnen de stadt van Amsterdam," die door vrienden en voogden, op hoop van haar erfenis belet werd te trouwen, en welke remedie zij daartegen nam." Of ook van een "oudt, wijs, en aensienelick man, die zijn dochter als vrouw aan een bequaem jongelingh" aanbood.

Hoe meer zijn Wel-Eerwaarde las, hoe warmer hij werd: eindelijk geraakte hij zoover buiten zijn gewone bedaardheid en stelde zich zoo volkomen voor, in de tegenwoordigheid van Zijne Hoogheid te staan, dat hij met de woorden: "handelt sachtkens met den jongelingh, met Absalom," welke het geschrift besloten, de rolle onder het maken eener diepe buiging overhandigde aan iemand, die binnentrad, en het stuk met een verbaasde houding aannam en inzag.

Hy danckt God ander-mael met al* de gansche sinnen, Dat soo een edelman syn dochter gingh beminnen, En dat syn trouwe gunst* noyt eens in hem verdween, Schoon dat de jonge maeght een heydens dochter scheen. 1400 Dit heeft terstont de Faem ten luytsten uyt-gekreten, Sy liet het vreemt geval aen alle menschen weten; Oock aen de vrijster selfs die aen den jongelingh Voor desen hare ziel en gansche sinnen hingh.