United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dante onderhoudt zich met Paus Nicolaus III en houdt eene boet-predicatie over het wanbestuur der Pausen. 1 O Simon toovenaar, o ellendige volgelingen, die de dingen van God, welke der Goedheid moesten verzeid zijn en gij, roofzuchtigen, 4 voor goud en zilver onteert gij ze; nu voegt het dat over u de bazuin schalle omdat gij in den den derden buidel zijt.

Het land was gerust en de koophandel begon opnieuw te bloeien, met betere hoop op een goede oogst werden de verwoeste landen weder bezaaid, en het scheen dat Vlaanderen een nieuw leven, een nieuwe kracht verkregen had men dacht met enige reden dat Frankrijk nu genoeg geleerd was, gelijk Van Velthem zingt Wacht u vort van selken spele, Ghi Fransoyse syt heir onteert, Ghi syt anderwerven geleert

"Waarlijk, hadt ge mij verwonnen, "Zucht noch kreun hadt gij vernomen; "Maar daar zit gij, beer! en jammert, "En onteert uw stam door klagen, "Als een slechte Shaugodayn, "Als een best van honderd jaren!" Weêr deed hij den strijdaxt gonzen, Nog eens trof hij Mishe-Mokwa Midden op het ruige voorhoofd, En vergruisde hem den schedel, Even als de tred des visschers In den winter ijs vergruizelt.

1 Of een verkrachte dochter wel doet haren ontschaker te trouwen. 2 Of een jongelingh wel doet een deerne te trouwen, die by een anderen verkracht of onteert is. 3 Of een courtisane, of een vrou-mensch dat met haer lichaem gewin heeft ghedaen, dient getrout. 4 Eyndelick van houwelicken door het verbidden van misdadige te wege gebracht.

Maar wat duivel, ik en een ander we komen voor onze namen uit. Ik zeg: Baars! 't Gezelschap van Baars en Kogel, wáárom niet!" "Een geslachtsnaam is geen particulier eigendom;" antwoordt Philippe. "Maar men is toch vrij om zijn naam te noemen waar men wil." "Wie zijn naam onteert, schandvlekt een heele famile." "Schandvlekken!" zegt Baars heftig.

Buitendien zullen zij vandaag toch wel in stad komen, uit nieuwsgierigheid, om nadere bijzonderheden te vernemen omtrent het groote drinkgelag," hier wordt de schilder rood van verontwaardiging, "tusschen den man, die zijn talent en zijn kunst onteert door onmatigheid, en 'de Zes Drinkebroers van Brussel'. Gij hebt het aangeplakt gezien op de muren van de herbergen en wijnhuizen, het biljet, dat den naam draagt van den grootsten kunstenaar, dien de Nederlanden hebben voortgebracht, den Raphael van het Noorden, den man, wiens leerling ik was, den man, wiens altaarstuk in de groote kerk van Onze Lieve Vrouwe hem voor altijd beroemd zou hebben gemaakt, als de Beeldstormers het vier jaar geleden niet verbrand hadden, toen zij al de beelden in de kerk omverhaalden en ontelbare meesterstukken vernielden, in blinde woede tegen de Inquisitie.

Maar 't zondige geslacht Der aarde onteert uw naam door schuldige euveldaden. Genadige! Zie neêr: zie ons in tranen baden! Ons! afgevallen ons! van U verwijderd kroost, Maar in uw heilbelofte, in al uw wil, getroost. Aanbiddend buigen wy, en kussen alle slagen Der hand, wier roede ons treft; want Gy geeft ze ons te dragen. Ja, tref ons, Vader! tref, doorgrief 't verdorven hart!

Voor de oogen der despotieke gouvernementen, die er steeds belang bij hebben dat de vrijheid zich zelve onteert, had de Juli-revolutie het ongelijk, vreeselijk te zijn en toch zacht te blijven. Er werd overigens niets tegen haar beproefd noch heimelijk bewerkt. Zij, die het meest ontevreden, vergramd en beangst waren, begroetten haar.

Nijd, gij vernieldet in hunne kiem velerlei edele en nuttige denkbeelden: wij zijn de zielen van de verdrukte uitvinders; Gierigheid, gij veranderdet in goud, het zweet en het bloed van het arme volk: wij zijn de geesten van de zwoegers, uwe slachtofferen; Onkuischheid, gezellin en boelin van den Moord, die samen Nero, Messalina en Philippus, koning van Spanje, verwektet, gij koopt de deugd om en betaalt de verleiding; wij zijn de zielen der dooden; Traagheid en Gulzigheid, gij bevuilt en onteert de wereld: wij moeten u van haar verjagen, wij zijn de zielen der dooden.

Na lang het stilzwijgen bewaard te hebben, hief de koning zijne oogen op, liet ze een oogenblik vol afkeer en toorn op den geketenden jongeling rusten, en sprak dan met doffe stem: »Opperpriester, zeg ons, wat hem te wachten staat, die zijn broeder bedriegt, den koning onteert en beleedigt en zijn hart met zware leugens bevlekt!"