United States or Malaysia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maer wat magh ick, och arm! mijn jonge sinnen quellen, En mijn ellendigh hert in dese prangen* stellen? 650 Ick sie het klaer genough wat dienstigh is gedaen, Maer wie kan in de jeught syn tochten wederstaen?

Wanneer den grijsen ouderdom De groente van ons jeught verdort, Dan komen all' ons lusten om De vreught wordt opgeschort. Dus wel an. Laat ons dan, Wijl men magh En de tijt Sullix lijdt Met verdrag Recht lustigh wesen, Vreught wort gepresen, En lachen in 't gelach.

Sy grijpt haer in den arm,* sy kustse menigh-werven, 1285 Sy voelt een diepe vreught, en schijnter in te sterven, Sy gaet tot haren man, die sy van herten mint, En seyt hem: Weerde vrient, siet hier u eenigh kint; Hier is u weerde vrucht, die ick u heb gedragen, Daerom ghy hebt getreurt soo veel bedroufde dagen; 1290 Hier is het eenigh pant van onse soete* jeught, Ontfanght het nu ter tijt, en dat in rechte vreught.

'T geviel om desen tijt dat in dien eygen lande Een jongh een aerdigh dier door jeught en liefde brande, 150 En hy die haer het breyn en oock den geest besat,* Was even als de maeght met hare min gevat.

Indien je vermaak vindt in verstandige, geestige kout, welnu, dat behoef je evenmin te missen. Al worstel ik tegen mijne jeugdige lusten, ik word meegesleept zelfs waar ik niet wil. Vgl. voor jeught: "een maeght die onmachtigh is haer jeught te wederhouwen". "syn herte soo bevanght, Dat hy tot in het mergh na hare jeught verlanght."

Ick ben een heydens kint veracht van alle menschen, Hoe kan u hoogh gemoet om mijn geselschap wenschen, 530 Als slechts op desen gront, ten eynd' u geyle lust Tot oneer mijner jeught eens mochte zijn geblust? Maer neen, gelooftet vry, geen man sal my belesen, Dat ick in geyle lust hem sal ten dienste wesen.

Hy voelt syn ingewant, hy voelt syn herte springen, 865 Al sy maer uyt de borst een deuntjen plagh te singen, Het bitter even-selfs dat is hem suycker soet. Ey siet eens wat de jeught, en wat de liefde doet!

Het viel onzen reiziger niet moeilijk, den veldeling eerlang op zijde te komen, en de woorden van het liedje van Starter te onderkennen, welke aldus luidden: Wy syn in 't soetste van ons jeught, In 't allerschoonste van ons tijt, En dat wy die niet sonder vreught Dus klackloos worden quijt.

Het kon syn frissche jeught, syn wel-gemaeckte leden 45 Tot alderley gedans* en alle spel besteden*; In vougen dat het volck, en wie het maer en sagh, Sigh van het aerdigh dier als niet versaden magh.

Ick sie mijn beelt in uwe jeught, 389 Dat my eerst heden blijckt. Ick schep mijn lust uyt uwe vreught, Vermits ghy my gelijckt. V schoone verw en frissche glans Verçiert het gansche velt. En, naar het seggen van de mans, Ben ick oock soo gestelt. Maer daer is noch een ander stuck, 397 Dat med' ons beyde raeckt; Dat is dat ramp en ongeluck Gansch licht tot ons genaeckt.