United States or Wallis and Futuna ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maer t'wijl sy in den geest hier mede besigh sit, Soo treet haer vader toe, en seyt haer weder dit: 1340 God heeft ons grooten troost en blijdschap toe-gesonden, Om dat ghy, weerde kint, ten lesten zijt gevonden, Om dat ghy noch gesont en in het leven zijt; Maer daer is echter wat dat my in 't herte snijt.

Er was een stralende zon in zijn ziel of de zon, die aan den hemel straalde, zich terug kaatste in zijn ziel, als een groote glans in een spiegel. Toen hij omzag voor de laatste maal, zag hij de vier speren zijner vier makkers, geheven, glinsteren, met de zon aan de punten en wuiven tot lesten groet.

Hy stond en bekeek het, en wiste niet wat hij doen wilde; doch nam het ten lesten, en wond het in syn Kleedjen dat hy om syn middel hadde, de voorste siende dat syn Maet wat gekregen had, kwam mede na my toe, en wees my dat hy ook wat hebben wilde; ik dat siende, haelde weder een kwartjen uit myn dief sak: en gaf het hem.

"Do was over alle de werlt ein al te groeten sterfte, also dat de eyne den anderen kume begraven kunde, ofte dat d' ene daer by den anderen niet blijven kunde in syn lesten omme de overvloedicheyt der siekede. Ende hieromme werden aller wegen de Joden gedodet, want men gaff eher de schult der siekede."

Dit blijkt aan Farao straf, Die zoo blind'ling loopt naar 't graf; Die in 's Heeren straffe tijdig Blijft verstokt, versteend partijdig, Daar een ieder roê, als vriend, Hem tot beteringe dient: Want de strengheid Gods ten lesten Iedereen kastijdt ten besten, En zijn geessel al begrijsd Op een grooter roede wijst.

't Spul luep ten ende en doe de lesten nog is rond eruterd hadden, gunk 't volk de tente oet en ik ook, naodat ik eerst de Grönningers gezondheid had toe ewenscht, geliek ze mij ook deen.

En sal ten lesten tot besluyt seggen, Laet ons de hooft-somme aller leere hooren: Vreest God, en hout syn geboden; vvant dat behoort alle menschen toe. Eccl. 12.13.

De ridder onderdies ontstelt* door heete voncken, Heeft op dien eygen stont het soet vergif gedroncken; 490 En daerom als hy wist wie dat Maiombe was, Soo is hy nevens haer gesegen* in het gras: Soo is hy met het wijf in veelderhande reden, En met Constançe selfs in langh gespreck getreden; Ten lesten berst hy uyt: V schoonheyt, geestigh dier, 495 Verweckt in mijn gemoet een wonder selsaem vier.

De jaren gaan, Geslachten vlieden, eeuwen worden oud, 't Brengt als ons nader tot den lesten dag, Als uit het Zuid de vurige stoet marcheert En overschrijdt de brug, Loki als gids, En Fenris volgend met gebroken boei, Terwijl van 't oost de groote Rymer komt En stuurt zijn schip en landen doet de slang; En allen worden op het hemelveld Gevoerd tegen de goden in carré.

Tha nacht kêm kêrde Jon nêi tha fêre Krêkalandum, to lesten kêmon hja by en land thåt bjustre skryl ut sa, men hja fondon thêr en havesmvda.