United States or Brunei ? Vote for the TOP Country of the Week !


'T was al te blijden dagh, geen mensch en mochte treuren, Daer magh niet als vermaeck en soete vreught gebeuren. De man-slagh wert versoent,* de ridder vry gestelt, 1415 En alle die het raeckt ontfangen machtigh gelt.

Maer noch al boven dat, soo magh ick niet vergeten Dat u in dit geval is dienstigh om te weten, En dat ick noodigh acht voor al te zijn gedaen, 575 Eer dat wy tot besluyt in desen handel* gaen*. Ghy moest twee jaren langh in ons geselschap leven, En u aen onse wet ten vollen over-geven: Ghy moest benevens* ons gaen dolen achter* lant, By wijlen sonder gelt en sonder eenigh pant*: 580 Ghy moest u machtigh goet en uwe groote staten, Ghy moest u prachtigh kleet geheelick achter laten, Ghy moest in volle daet, en niet in loosen schijn, Een spot, gelijck als wy, van al de werelt zijn; En dit al, goede vrient, om wel te mogen* letten, 585 Of nut en dienstigh is u sin op my te setten, En med' aen d'ander zy, of my oock dienen sou Met u dit vry gemoet* te binden aen de trou.

Dit nam de juffer waer, en als hy meynt te reysen, 1025 Begon sy met beleyt op haer bedrogh te peysen; Sy stroyt door al het dorp dat sy uyt hare kist, Gout, peerels, eenigh gelt, en veel juweelen mist.

Er is b. v. geene wet in de natuur der spraakorganen, die ons verbiedt te zeggen hard, geld; zegt men hart, gelt, gelijk hier, dan heeft men durus en cor, pecunia en valet, door elkander geward. Men vindt hier ook hooft, in plaats van hoofd; doch niemand heeft ooit anders gesproken of kunnen spreken dan hooft, en de spelling met fd is eene ongerijmdheid, ten minste zoo oud als Kiliaan.

Nogeens begon de oude vrouw haar verhaal, en ze wees op hem, en scheen zich driftig te maken tegen al die afgeknabbelde dertiend'halven en schellingen en byna onherkenbare muntstukken. Na, zei de zieke, 'k heb wel goet gelt ook as 't weze mot. Hier, Ribbetje, neem an ... Hy reikte z'n vrouw 'n grooten zak over, die hy met blykbare moeite had opgegraven uit z'n beddegoed.

En tel 'm 't gelt foor ... sefehondert dertien, ses, twaalf. Het jonge vrouwtje, na haar man gelaafd te hebben, hurkte op den vloer neer, en Wouter knielde er by. Ze stortte het geld in haar schoot uit, en wilde beginnen te tellen. Maar 't ging niet. Zyzelf kon niet wys worden uit de tallooze geldsoorten die haar man had weten by-een te brengen. Men zou er 'n muzeum mee opgezet hebben.

Ze scheen 't niet vreemd te vinden, zoo weinig zelfs dat ze 'r geen acht op sloeg. 't Is f'n Sjomele, fader. Sefehondert dertien, ses, twaalf, goet! En hier is 't gelt. De zieke scheen bezig iets optedelven onder z'n matras. Men hoorde hem woelen en hygen, en weldra 't geluid van gevulde geldzakken die tegen elkaar stootten.

En geef me nog wat asynwater, Ribbetje, want ik heb so'n dorst f'n de koors. Sefehondert dertien, ses, twaalf is f'n Sjomele, en hier is 't gelt. Rebekka gaf haren echtvriend iets te drinken. Toen ze daarop Wouter verzocht haar 't briefje te toonen, hield deze het haar voor, zonder 't lostelaten. De vrouw toonde zich door dit komiek wantrouwen volstrekt niet beleedigd.

Der papen kist is leegh. Sijn krijgs-volck blijft verswackt: sijn wissel achterweegh. Terwijl was Spinola om gelt belaân te hoof: Hy leende hier op borgh en daar op goet geloof. Vondel. Buiten het bevallig gelegen Tiel strekt zich, langs den oever van de sombere Waal, een vroolijk bosschage uit, dat onderscheidene, alle zeer schilderachtige uitzichten oplevert.

Recht; naast de landrechten, elk in hun biezondere streek. 1841. gaende maecken, vgl.: "Waer gelt en schoonheyt is, daer zijn gewenschte zaken, Die met een stille kracht de menschen gaende maken." "die hem de sinnen gaende maken." "de jeught, de min, de nacht, die als een stille wint de lusten gaende maken."