United States or Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik verkreeg gemakkelijk van mijn chef verlof, eenige dagen op reis te gaan, en zoo ben ik op een stralenden lentemorgen op weg naar den Piraeus, waar ik de boot zal nemen, die mij naar Korinthe zal voeren.

De eenden van ons erf kwaakten ons "goed succes" achterna. De lentemorgen, die ons omringde, jubelde. De wei, waar ons pad doorheen liep, straalde. De bloeiende vlier in de hagen, waar wij langs kwamen, geurde. In het iepegroen, waaronder wij doorgingen, zong de zwarte lijster uit alle macht, bewonderd door zijn grauwe vrouwken.

Met verbazing vroeg hij zich af, wie het zijn konden, toen eene plotselinge gedachte hem door het brein schoot. Had zijne moeder hem niet verteld, dat God, de Schepper van het aardrijk en de Helper en Vertrooster der menschen, schoon en licht was als de schoonste lentemorgen?

Wij zijn in de lente van het jaar 1831. Acht jaren zijn er verloopen sedert dien lentemorgen toen onze held zijne geboortestad verliet. Veel is er veranderd in dat stadje in dien tijd, en de groote gebeurtenissen, die Europa schokten, die het koninkrijk der Vereenigde Nederlanden verdeelden en beroerden, waren ook niet zonder terugwerking gebleven op de Noord-Hollandsche provinciestand.

"Hij heeft ons niet herkend... Zoen 'm niet meer... 't Is niet goed dooien te zoenen, juffrouw." "Goeien avond, meneer." "Dag juffrouw... An welk adres motten de kleeren...?" "Dat weet ik niet." ... "Wat gaat u nou voortaan beginnen, juffrouw?" "Dat weet ik niet... Goeien avond, meneer." "Goeien avond, juffrouw." Lentemorgen. Warm scheen de zon door de loovers.

Je hebt naar haar verlangd, ik wil je nu wel bij haar brengen. 'Neen, ik wil haar niet zien. Ik had haar liever dood gezien, zooals de anderen. En Johannes keek niet meer om, maar liep haastig door en prevelde: 'Dat is het laatste, er is niets! niets! Het klare, warme zonlicht van een eersten lentemorgen stroomde over de groote stad.

De eik stond daar wakend op zijn lentemorgen, zijn zomermiddag en zijn herfstavond; met rasse schreden naderde zijn rusttijd, zijn nacht. De winter was ophanden. Reeds zongen de stormen hun «Goeden nacht! Goeden nachtHier viel een blad, daar viel een blad. «Wij rukken en schudden! Ga slapen, ga slapen!

'Ze durven niet, als ik hen aankijk, dacht hij. Reeds begon het groen schaduw te werpen. Nog was Windekind niet gekomen, geen duif was bij hem neergestreken, geen muisje had tegen hem gesproken. Als hij tot de bloemen sprak, knikten zij slechts even en antwoordden niet. 'Mijn straf is nog niet om, dacht hij. Toen kwam hij op een zonnigen lentemorgen bij den vijver van het huis.

Evenals alle leden van zijn familie is hij een zeer bedrijvige, werkzame, wakkere, onrustige en bewegelijke klant; van 't aanbreken van de morgenschemering tot na zonsondergang is hij in de weer: zijn lied is van de gezangen, die men op een lentemorgen hoort, een der eerste; zijn eenvoudig wijsje weerklinkt nog na de avondschemering. Zijne bewegingen komen veel overeen met die van de Tapuiten.

Hij koos dus een twaalftal zijner meest geliefde ridders uit en beval hen, zich reisvaardig te maken, tevens liet hij een schip uitrusten en bevrachtte het met eene lading van kostbare geschenken. Op een mooien lentemorgen ging het gezelschap aan boord en stevende met een gunstigen wind de haven uit.