United States or Libya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Terwijl men bezig was de bagage af te laden, ging ik, verleid door de avondschemering, die nauwe straat in; na een paar donkere, tusschen hooge zwarte muren ingesloten steegjes te zijn langs gaan, zag ik een in grootschen stijl aangelegd plein, en stak dat over, in de hoop nu een meer levendiger wijk te zullen bereiken.

Daarom vieren wij haar heden met optochten, en niemand mag van morgen- tot avondschemering lezen of schrijven." Daarbij keek hij naar mijn pen of hij zeggen wou "het is u ook geraden dat maar te laten vandaag."

De meisjes keken mij aan. In de avondschemering hadden haar oogen met de lange wimpers tusschen de hangende krullen langs hun hoofd diepten als van den oceaan, en toen zij ernstig het hoofd bogen bij mijn voorbijgaan, kon ik denken, dat ik zeegodinnen vóór mij had, jonkvrouwen, zoo dikwijls door dichters bezongen.

Het was stil en helder weder. De dagen duurden, in dezen tijd der dag- en nachtevening, langer dan elf uren en werden nog verlengd door de ochtend- en de avondschemering, welke op deze breedte van zeventig graden bijzonder lang aanhouden. De karavaan bestond nu uit tien personen, want ook Kirschef en Ortik waren er bij opgenomen.

Van het krieken van den dag tot aan de laatste avondschemering houdt zij zich met de jacht bezig en beschrijft, op en neervliegend, uitgestrekte bogen; zij doet dit meestal op aanzienlijke hoogte en komt alleen 's avonds of bij hevige regen omlaag.

De Pastoor wuifde met zijn zakdoek, en ineens schoot Charlot in een schreeuw, slikte van "Bruur, goejen Bruur!" en verborg heur weenend gezicht achter heuren blauwen voorschoot. ... De twee mannen vaarden nevens de stad. De smoor, die uit de vele schouwpijpen steeg voor het avondeten ging kalm en recht omhoog in de ijle avondschemering, waarin nog zongoud stond. De lampen werden aangestoken.

Het was evenwel een van die nachten, die als doortrokken blijven van het laatste licht der avondschemering, dat zich tegen één uur na middernacht vermengen gaat met het eerste schijnsel van den rijzenden dageraad. Joël, op de voorbank van de oude kales gezeten, was in overpeinzingen verzonken. Ook Hulda zat stilzwijgend in een der hoeken van het rijtuig gedoken.

Het was ongeveer elf uur des avonds, en de laatste lichtstralen van de avondschemering waren reeds aan den horizon verdwenen, toen de ouderwetsche kales, niet zonder veel geraas de stad binnen en de reeds eenzame staten zoo vlug mogelijk doorreed. Volgens de bevelen van professor Sylvius Hog hield zij voor het Noorder Hotel stil. Daar stapten Hulda en Joël Hansen af.

Zij maakten echter van den nood een deugd, en traden het hun aangewezen benedenvertrek binnen, waar zij een viertal personen gezeten vonden, die zich, voor zooveel de avondschemering toeliet zulks te onderscheiden, met den geur van de Friesche baai en van het bittere vocht in stille bedaardheid verlustigden.

Niemand sprak een woord meer. Gedrukt gingen de menschen in de roode avondschemering naar binnen. Al hun zoo scherp gevoelde bevrijdingsvreugd was eensklaps over, enkel door 't zicht van die twee welbekenden het kleine Pierken en zijn vader die zoo maar door de vreemde kerels waren opgecommandeerd en meegenomen, zonder er iets van af te weten wat of waar hun naaste toekomst wezen zou. Eén uur.