United States or Fiji ? Vote for the TOP Country of the Week !


En welk een gezicht moet het dan niet zijn, wanneer het de liefde is, die hare brandende ziel dwingt in laaien gloed te ontvlammen." »De brandende ziel!" herhaalde zij levendig, en plotseling ontwaakte in haar weder de behaagzieke wensch om ook dezen man, die zich, in de zekerheid zijner overwinning, zoo beroemde op zijn standvastigheid, aan hare voeten te zien.

Maar vergeefs hadden zij, eer zij zich op weg begaven, de drie anderen zoeken over te halen, van hun ijdel waagstuk af te zien: het heldhaftige drietal blijft zich in dien laaien vuurgloed, in die wolken van stikdamp, tot in het uiterste kwijten: eerst over zeven dagen zal men hunne schier onkenbare overblijfselen van onder 't smeulend puin kunnen opdelven. Maar om ons heen, in de zaal zelve!

In een compact vroolijk troepje liepen zij nu, bij het stoomende laaien der sissende fakkels, door den kalmen, donkeren Septembernacht.

Begrippen van veelheid. Het woord ~tal~ beteekent een groot aantal: De jenever maakt ~tal~ van slachtoffers. Branden flikkeren laaien gloeien glimmen. Onder lichtverschijnselen verbranden.

Voor zich zag hij het gevaarte van een toren opspalken, zwaar staan uit den grond en zich uitleden en wegschuiven met den kop in den nacht. «Waar ben ik?" vroeg hij zich af; hij wist het niet, al zijn plaatselijke kennis was in de war. Want verder op zag hij andere straatmonden gapen en laaien, en vreemde poorten zag hij er pralend aan den ingang staan, donker tegen den brand der stad.

Dat gloeien en laaien van den hartstocht houdt den toeschouwer in voortdurende spanning. Het publiek komt kijken, en bewonderen.

Een ongelijke wind ronkte in den schoorsteen en bijwijlen daverden de ruiten van de vensters onder de drukking van de vlage. Mijnheer du Bessy staarde in den laaien aschbak en bespeurde den zachten dood der roode koolkorrels, welke er overhand neertjokkelden, met een gloeiende klaarte, en geleidelijk wegdonkerden, levenloos. Na de komst van mijnheer Schoutens kwam er rumoer in huis.

Lavinia, spreek! wat vloekb're hand heeft u Handloos gemaakt voor de oogen van uw vader? Wat zotskap goot ooit water bij de zee, Of wierp in Troja's laaien brand een mutsaard? Hoog was mijn leed gestegen, eer gij kwaamt, Thans spot het als de zee met elken dam.

Ze wilde niet thuis alleen zijn, vooral niet zonder Sörge. Maar verder, toen de stilte van het woud spookte tusschen de groen-blauwe tronken en de dag hier onbeweeglijk te laaien hing, verlangde ze om dadelijk bij Vere te zijn. Ze zei het met korten stemklank. Ze keek strak vóor zich uit. Ik zal, sprak Sörge heimelijk, de wandeling voor u prettiger maken, als ik u beter kennen zal.

De avond somberde deugdelijk om hen henen, en de klaarte van 't vuur sloeg al breeder uit en strengelde hun beider hoofd in éen laaien ring van vlammen. Voele 'k u? Zijt gij 't, lieve? Hier zijn uwe lippen.... Voele 'k u gansehelijk? Me dunkt, daar zullen geen dagen meer komen, en dees is de laatste dag.... 't Is eene eeuwigheid, die begint.