United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dien namiddag dreef er een hevig onweder over de gemeente. De lucht werd zeer duister, het bliksemde fel en het donderde zoo hard, dat de huizen op hunne grondvesten daverden.

Luider druischten de stemmen, daverden nu, barstten los van ongeduld en eischten den aanvang der Spelen. Ter eere der Groote Moeder! Ter eere der Groote Godin! De Spelen! De Spelen! De Spelen! In het Tribunaal schaterden ter zijde van de Keizerin hare vrouwen.... Maar plotseling bliezen van boven de trappen der scæna, uit de zijpoorten, bazuinen. O-o-oh! juichte het volk.

Ze kwamen in trage trossels grauwe gedaanten en de bleeke gezichten blonken eenderlijk en akelig nevenseen, terwijl ze blikten naar links en naar rechts al bijzende over de schouders en de ruggen. Daar was soms muziek bij. De klare kopers knetterden in den valen dag, en rythmisch daverden de holle trommen.

Toen riep zij Gilbert terug en verzocht hem haar naar het slot haars vaders terug te voeren, maar Gilbert vreesde, dat de reus het net zou scheuren. De gevreesde man ontwaakte en huilde zoo vervaarlijk, dat de heuvels van zijn geroep daverden.

Ywein! herhaalde de stotteraar en stotterde niet, omdat hij op een w niet stotterde. Acglovael, bij mijne trouwe, ben ik! lachte de schateraar en sloeg joviaal uit zijn hand naar den knaap. En de anderen galmden hunne sonore namen van Keltischen klank en die daverden geluidvol langs het ravijn en het woud door: Hestor en Meleagant! Galehot ik! En ik Sagremort, weet dat wel!

Zoo volgde hij de zware bierwagens, die er op en neer daverden, en hij deed, voor de welriekende herbergen, de ledige tonnen klinken, aandachtig het uiterste bier opvangend in een rood-bekleurd tomatendoosje, hetwelk hij op al zijne wandelingen binnen zijn diepen vestzak mededroeg.

Nu door Vespazianus' zoon, Titus' broeder, Keizer Domitianus, bijna voltooid: de karren met marmer- en steenblokken daverden in lange rijen nog aan: de architecten en hun duizenden slaven wriemelden tusschen de bogen, en toch zouden over vier dagen er de Circensische Spelen plaats hebben.

Een ongelijke wind ronkte in den schoorsteen en bijwijlen daverden de ruiten van de vensters onder de drukking van de vlage. Mijnheer du Bessy staarde in den laaien aschbak en bespeurde den zachten dood der roode koolkorrels, welke er overhand neertjokkelden, met een gloeiende klaarte, en geleidelijk wegdonkerden, levenloos. Na de komst van mijnheer Schoutens kwam er rumoer in huis.

Als beestenmanen zwiepten de haarbossen op en vielen over de oogen en rafelden en sloegen uit elkaâr op het schudden en kantelen der hoofden, die rood en gezwollen van drank en pret alle waren doorboord met het zwarte gat van den zingenden mond. Zoo daverden en rolden ze voorbij, langs hem, en walgend rook hij den drankwalm die uit hun kelen rookte.

Zij hieven een vervaarlik krijgsgeschrei aan, waarvan de bergen daverden, en hun slaan op de schildvellen veroorzaakte een gedreun, dat met het geluid van de wegrollende donder te vergelijken was. »Blijf schouder aan schouder!" klonk het bevel van Piet Uijs boven het rumoer uit. »Schiet met lopers, en mik niet te laag."