United States or British Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij, menschen, onverschillige menschen, wij slapen door de tragedie heen en de katers en katten, onverschillig als wij, dwalen over de dakeranden en bespreken reeds met elkaâr rendez-vous voor Februari en Maart, wat meer lente-achtige maanden... Maar de spreeuwen vinden geen nachtrust. Zij vreezen, dat ook hier de roofvogels hen overvallen zullen of zij vreezen misschien zelfs voor de musschen...

Dan waren zij als wilde katers in het schemerende maanlicht-donker, dan als uitgelaten, scheldende straatwijven, wilde rijdsters op den bezemsteel. Zij veegden in haar vleugelende vaart de kruin schoon van den heuveltop en joelden er voort in wielenden rondedans. Uit de aarde stond in haar midden de Satan op. Zijn oogen priemden rooden gloed.

Gewoonlijk wordt beweerd, dat de Kat niet opgevoed kan worden; men doet haar hiermede groot onrecht aan. Zij geeft, wanneer zij goed en verstandig behandeld wordt, bewijzen van innige gehechtheid aan den mensch. Er zijn Katten ik zelf heb er eenige gekend , die reeds verscheidene malen met hare meesters van de eene woning naar een andere verhuisd zijn, zonder dat het haar in de gedachten kwam naar de oude woning terug te keeren. Zij waren dus van oordeel, dat de mensch in dit geval meer waarde heeft dan het huis. Andere Katten komen, zoodra zij haar meester op een afstand zien, oogenblikkelijk naar hem toe, vleien en liefkoozen hem, spinnen vol vertrouwen en trachten hem op allerlei wijzen haar genegenheid te toonen. Zij weten daarbij zeer goed personen die haar bekend zijn, van vreemden te onderscheiden, en laten zich van gene, vooral van kinderen, ongeloofelijk veel welgevallen, wel niet zooveel als alle, maar toch evenveel als sommige Honden. Andere Katten vergezellen hare meesters op een zeer aardige wijze bij wandelingen door hof en tuin, veld en bosch: ik zelf heb twee Katers gekend, die zelfs de gasten van haar meesteres op hoogst beminnelijke wijze uitgeleide deden, 10

Weert ze af, verzwakt ze, weert ze af, die aanvallen, die de muren doen barsten. Schuift de stukken timmerhout en de ijsblokken op zij; gaat liggen, als 't niet anders kan, en houdt de losgerukte steenen met je handen vast; bijt er in, pakt ze met ijzeren vuisten. Vechten! jongens, deugnieten, wilde katers! Hier op de muren met jelui! Wij zullen vechten om iederen duimbreed grond!"

"Arm dier," zeide Rodolphe; "ook jij bent bedrogen; jouw Mimi heeft je al even leelijke poetsen gebakken als de mijne mij. Maar laten we ons troosten. Het hart van vrouwen en van katten is een afgrond, dien mannen en katers nooit zullen kunnen peilen." Toen hij zijn kamer binnentrad, had hij, niettegenstaande de drukkende hitte, een gevoel, alsof er een ijsmantel om zijn schouders gelegd werd.

Ik stond woedend van tafel op en verwenschte den hazepeper, den waard en zijn logement. 's Nachts sliep ik beter dan ik verwacht had en den volgenden morgen gingen we vroeg op weg. Ik was zoo vol van den hazepeper van den vorigen dag dat ik alle beesten, die ik tegenkwam, voor katers aanzag. Zoodra ik in Madrid was aangekomen en mijn drijver had betaald, huurde ik een gemeubileerde kamer.

"Is er nog iets van uw dienst, Kapitein?" vroeg de roover, zoodra zij vertrokken waren, den vreemdeling beleefd naderende. Deze vergenoegde zich met van neen te schudden. "Indien gij mijn diensten noodig mocht hebben," vervolgde hij: "mijn adres is altijd te bevragen bij Maaike Katers, in den Duivelshoek, te Amsterdam."

De oude jager en zijn zoon Albert waren dan ook nu geene eigenerfde boeren, die op hun eigen erf zaten, maar zoogenoemde keuterboeren, kotsaten, katers, brinkzitters, die het land dat zy bebouden en waar van zy leefden, van eenen eigenerfden boer als in leen hadden, en die dezen boer daarvoor in den oogsttijd, en anderszins, als arbeiders moesten dienen, gelijk zulks in de Saksische gou, waar zy woonden, van ouds her gebruikelik was.

Zij verschijnen iederen avond, tegen schemeruur, in grootere, grootere horde, de spreeuwen. Steeds worden zij vreeslijker, demonischer, dreigender, zwarter, wanhopiger. In hunne ziel gaat vertwijfeling om. Is het honger of is het angst? Wij menschen, wij weten het niet en de zoo filozofische katten en katers, die het evenmin weten, wènschen het niet eens te weten.

En 't was drommels dood gemakkelijk: een strop op den zolder leggen, een in 't koolkot, een op 't dak en de vette, ronde katers zouden er in loopen; ze waren al gevild en verkocht de vellen aan den apotheker en 't vleesch, als echte konijnen, gekuischt en opgespannen; de poeldenier zou ze nooit uitkennen!