United States or Dominican Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


De geslachtsnaam Kater en De Kater kan ook een geheel anderen oorsprong hebben, als van het woord dat de mannelike kat aanduidt. Het woord kater, als de benaming van eenen geringen boer, of van eenen boeren-arbeider, die in eene hut of kate op het erf van den eigenerfden boer woont, is in sommige saksische streken van ons land en van Duitschland in gebruik.

Te weten als Mijnheer, Menheer en Menheere. Nevens de heeren, en gelijk met dezen in rang, staan in de friesche gouen de »welgeboren mannen", de eigenerfden of erfgezetenen, de einierden of erfesgen, de vrye boeren, die op hunne eigene saten zitten.

"In een land, waarin van ondenkelijke tijden af de oorspronkelijke oppermagt werd bezeten door de Edelen en Eigenerfden, dat is, de bezitters van onroerende goederen, die het regt van stemmen in gemeene zaken hadden," kon het niet anders, of de adel en de aanzienlijken moesten in het bezit geraken van de oppermagt, van ambten en bedieningen. De aard van het Stemregt leidde daartoe.

Elke vrije Fries van aanzien kon toch niet dulden, dat een ander boven hem verheven werd of den meester speelde: wie der eigenerfden kon voor den anderen bukken, en welk adellijk geslacht zou aan het ander den voorrang toekennen?

De steden rezen in bloei en vermogen, werden verfraaid en vergroot en met aanzienlijke gebouwen en nuttige inrigtingen verrijkt . Op het land verspreidde de ontwikkeling der bronnen van volksbestaan eene welvaart, welke de vergrooting der buurten van vele dorpen ten gevolge had; terwijl edelen en eigenerfden daarbij op hunne bezittingen zoo vele staten en landhuizen, ja soms kostbare kasteelen bouwden of herbouwden, dat het groote getal van derzelver namen op de kaarten der grietenijen nog onze verwondering verdient . Met den Staat werd tevens de burgerlijke toestand der ingezetenen gevestigd, en eene maatschappelijke inrigting geregeld, welke zeer lang onveranderd bleef bestaan.

Volgens de bepalingen toch, van het octrooi, door Ridderschap en Eigenerfden gegeven in den jare 1630, was het toen in wording verkeerende Carspel Echtens-Hoogeveen, vrijgesteld »van alle lasten en impositien hoe ook genaemd" en dit gedurende een tijdvak van vijftig jaren.

De oude jager en zijn zoon Albert waren dan ook nu geene eigenerfde boeren, die op hun eigen erf zaten, maar zoogenoemde keuterboeren, kotsaten, katers, brinkzitters, die het land dat zy bebouden en waar van zy leefden, van eenen eigenerfden boer als in leen hadden, en die dezen boer daarvoor in den oogsttijd, en anderszins, als arbeiders moesten dienen, gelijk zulks in de Saksische gou, waar zy woonden, van ouds her gebruikelik was.