United States or Central African Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Sloeg op den Romphuizer toren juist halféén toen Jacoba Van Barneveld den brief aan 't adres van "Monsieur le docteur A Helmond, Hotel du Helder, rue du Helder, Paris," zorgvuldig in de brievenbus liet glijden. Om van het postkantoor naar de woning van Elsje de naaister te komen, moest zij de eerste straat rechts nemen. Maar Jacoba kiest haar weg ter linkerzij.

Wij stonden natuurlijk gereed hem te ontvangen, in volle uniform met steek en degen, de marinierswacht was aangetreden. Hij kwam tegen halféén langs zijde, toen de equipage aan het schaften was, een vreemd uitgezocht tijdstip, daar men niet gewoon is, als het vermeden kan worden, de menschen in hunne maaltijden te storen.

Is de verstooten vorstenzoon die een troon herovert, en zich met de weelde die tot een hof behoort omringt, dan ook een "verdoolde die jaagt naar verheffing boven zijn stand, en naar een weelderig genieten zonder arbeid in het zweet zijns aanschijns"!? Foei Eva, je bent nog even bang in 't donker als toen je een kind waart. Maar wie had ook kunnen denken dat de lichten om halféén zouden uitgaan!

Maar kom, ik ga, het is al halfeen, warempel... En hoor, juffrouw Marie, nou moet jij ook aan de beurt komen... die kleine meid is jou nou al voor, nou niet blijven zitten, hoor! Zal je er voor zorgen? Zeker Dien! Ik zal mijn best doen! sprak Marie. Droom er dan maar lekkertjes van... en jij ook liefje, droom maar van hem.

Naar mijn gissing moet het echter niet verre van halféén zijn." "Reeds zoo laat! dan vrees ik, dat zij mij reeds door de geheele plaats zoeken; want ik had al lang te huis moeten zijn. Het is etenstijd en ik ben nog niet aangekleed." "Wilt gij, dat ik naar uw huis ga, en om een regenscherm voor u vrage?"

Ja ik ben eerst laat in slaap geraakt." "Waarachtig, Mijnheer! het huishouden is in de war: het was geloof ik halféén, eer de Jonker in bed lag: hij, die daarenboven met den jachttijd zoo vroeg bij de werken is." "Hoe heeft Joan geslapen?" vroeg Reede, terwijl hij zijn kousen opbond.

Toen ik een plein overstak, viel mijn oog op de wijzerplaat van den toren der Tuileriën en gevoelde ik lust om te zien of de klok en mijn horloge gelijk gingen. Mijn horloge stond op halfeen en de klok wees één uur. Wie van beide liep dus te langzaam of te snel?

Wij rekenden uit, dat het dan nog vier uren zou duren, alvorens die hier was en wij in dien tijd heel wat konden doen. Wij zorgden evenwel om halfeen terug te zijn, juist op tijd vóór de regen met zoo'n geweld neerplofte, dat geen paard er door kon en wij in het dichtste rijtuig nog doornat zouden zijn geworden.