United States or Isle of Man ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bertha glimlachte. "Neen, neen, beste Fulco, wees gerust. Zóó zou ik u niet willen beleedigen. Ik weet wel, dat uwe trouw met geen goud te betalen is. Neem het aan, Fulco, misschien hebt ge het noodig om uw doel te bereiken." "O, is dat de bedoeling!" riep Fulco met een verhelderd gelaat uit. "Dat is waar; het kan mij van dienst zijn. Doch laat ik nu gaan.

Geef den burcht over, Edele Vrouwe." "Het zij zoo," sprak Bertha. "Dus gij allen wilt het?" "Ja, ja!" klonk het overal. Alleen de schildknaap liet zijn kort "neen" hooren. "Laat de vrouwen en kinderen zich dan gereed maken om te vertrekken en haalt den bediende van Vianen uit den kerker. Ik zal mij op den muur begeven om Vianen ons besluit mede te deelen."

Gijsbrecht hielp Bertha in den zadel, en weldra reden zij de slotbrug over, door de bedienden van het kasteel met een hartelijk: "Goede reis, God behoede u!" begroet. Bertha schikte zich blijkbaar in het onvermijdelijke, want zij sprak over allerlei zaken, behalve over haar droom.

Dat is nu drie en twintig jaar geleden...... Bertha hechtte aan goed weer op den trouwdag." "'t Stemt vroolijker papa." "Ik hecht er niets aan; maar later heb ik mij toch dikwijls herinnerd dat het op dien Woensdag slecht weer was." De wind stond op het raampje aan Coba's zijde. Ze kon niet naar buiten zien want de regen biggelde in allerlei slootjes en slangetjes langs het glas naar beneden.

"Neen," zeide Lidewyde, "ik ben volstrekt niet gepresseerd, en indien wij u geen belet doen, blijf ik gaarne nog een kwartiertje." Een oude in het zwart gekleede knecht, even oud en even zilverharig als freule Bertha zelve, bragt achtereenvolgens drie of vier lampen binnen.

"Op de voorwaarde, door mij gesteld," zegt Bertha fier. "In de tweede plaats de uitlevering van Peer, mijn dienaar." "Den verrader kunt gij krijgen," klinkt het antwoord. "En ten derde eisch ik, dat mij de halve bezetting worde overgeleverd. De andere helft zal vrij zijn.

Zij werden met bloemen bekranst door de jonge menschen, die er vroolijk omheen dansten bij het licht van groote vreugdevuren, een soort volksspelen die stand hielden tot het midden der negentiende eeuw, in weerwil van de verboden der priesters en de edicten, telkens er tegen uitgevaardigd. Bertha, de Witte Vrouw.

Eindelijk bereikten zij het bosch, dat zij doorgetrokken waren op den avond, toen Jonkvrouw Bertha door Vianens dienaar werd aangerand. "Over twee uur kunnen we te IJselstein zijn, Fulco," zeide Gijsbrecht verheugd. "Wat zullen ze daar vreemd opzien, als we zoo midden in den nacht aankomen." "Als we maar niet onwelkom zijn, Heer," lachte Fulco. "Kijk, daar staat de hut, u weet wel, waarin .... "

Vianen en Aloud zagen bleek van woede, en bulderend gebood de laatste stilte. Toen trad Bertha een weinig vooruit en zeide: "Heer Baljuw, hoe dankbaar ik ook ben voor de ridderlijke woorden van dezen Heer, verzoek ik toch met mijne dappere verdedigers in hetzelfde lot te mogen deelen. Ik heb werkelijk tot de bezetting behoord en had de leiding der verdediging in handen.

"Neen, Edele Vrouwe," antwoordde Fulco ontroerd, "Heer Gijsbrecht leeft, hij is niet vermoord." "Leeft hij?" vroeg Bertha snikkende, terwijl zij hem onstuimig bij den arm greep. "Leeft hij, Fulco? O, zeg mij dan, welk lof hem heeft getroffen? Zeg het mij, Fulco, spoedig!"