United States or Falkland Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Veel ophebben met kakkerlakken en een hekel hebben aan honden!" riep kapitein Hull uit. "Hoe is 't mogelijk, mijnheer Benedict!" "Een goede hond toch!" zei kleine Jack, die den grooten kop van Dingo in zijn handjes nam. "Nu ja, 'k heb niets tegen den hond!..." antwoordde neef Benedictus. Maar dit zal 'k je zeggen.

"Welnu, dood het dan, je insect," zei Harris, "en laat ons gerust slapen, mijnheer Benedict!" "Een insect dood maken!" riep neef Benedictus. "Verstrekt niet! 'k moet eens zien wat het is!" "Een muskiet!" zei Harris, de schouders ophalende. "Welnu! 't is een vlieg," antwoordde neef Benedictus, "en zeker een heel vreemde!"

Neef Benedictus liep op en neer op het dek als een ziel in nood, terwijl hij de reten in de verschansing doorsnuffelde, onder de kippenhokken keek en zijn hand tusschen de naden van het dek stak op plaatsen waar het pek verdwenen was. "Wel, neef Benedict," vroeg Mevr. Weldon, "blijf je altijd wel?" "Ja.... nicht Weldon.... 'k ben wel gezond.... maar 'k verlang zeer aan land te komen."

Dat deze twee fijne vernuften, die onophoudelijk kibbelen, zoo ras en op zoo eenvoudige wijze tot elkander gebracht worden, behoeft mede niet te verwonderen, want reeds in het begin van het stuk zien wij, hoe Beatrice verlangt, Benedict weder te ontmoeten, zij het dan ook om met hem slaags te geraken; en Benedict geeft, hoe hij ook smale, duidelijk genoeg te kennen, dat zij hem bevalt, hem aantrekt.

"Wat zoekt u toch onder die bank, mijnheer Benedict?" vroeg kapitein Hull. "Insecten, mijnheer!" hernam neef Benedictus. "Wat wil je dat 'k anders zoek dan insecten?" "Insecten! U zult het u moeten getroosten dat u op zee uw verzameling niet verrijken zult!" "En waarom niet, mijnheer? 't Is immers niet onmogelijk aan boord een of ander soort van...." "Neef Benedict," zei Mevr.

"Maar ze zijn zoo klein dat men ze bijna zeeinsecten zou kunnen noemen. Neef Benedictus zou er misschien gaarne zijn verzameling mee willen verrijken!" "Neef Benedict!" riep zij toen. Neef Benedictus kwam toen uit zijn hut te voorschijn, bijna gelijktijdig met den kapitein. "Neef Benedictus," zei Mevr.

"En zelfs uw bril, dien vergat ik nog! Ik dank u, neef Benedict, er mij aan te herinneren dat ik het middel had u blind te maken en u daardoor te noodzaken gehoorzaam te zijn!" Na deze driedubbele bedreiging hield neef zich een uur lang bedaard, die ongehoorzame neef.

"Neef Benedict," zeide zij eindelijk, "'k verzoek u dringend u niet te verwijderen en voor de laatste maal druk ik u op het hart mijn waarschuwing niet in den wind te slaan." "Maar nicht," antwoordde de onhandelbare entomoloog, "als ik een insect zie...." "Als u een insect ziet," hernam Mevr.

De wereld is groot genoeg voor u en voor mij!" "Wel, wel!" zei kapitein Hull. "Ja mijnheer!" "Welnu, mijnheer Benedict," hernam kapitein Hull, "een ander, lang voor Sir John Franklin, heeft dit al gezegd!" "Een ander!" "Ja en die andere is oom Tobias." "Een entomoloog?" vroeg neef Benedictus levendig. "Neen!

"Dan zou 't een koperen walvisch moeten zijn," antwoordde kapitein Hull, "want ook ik zie hem in de zon schitteren!" "Hoe het zij, neef Benedict," voegde Mevr. Weldon er bij, "u zult moeten toestemmen dat die walvisch dan toch dood is, want het is zeker dat hij niet de minste beweging maakt."