United States or Guinea-Bissau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een vrij-groote kamer was ter beschikking van de manschappen gesteld, maar de zoon des huizes moest daar ook slapen, waartegen de beide soldaten totnogtoe geen bezwaar gehad hadden. "Heeren, wij zijn klein behuisd; er is geen andere kamer." "Kom, Drieling," zei Pronkert tot zijn kameraad, "dan zullen we zelf maar even dat zaakje opknappen."

De Czaar trad op hem toe, en zei: "Smid, ik ben Pieter Michaëlow en kom hier, om het scheepstimmeren te leeren. Ik zal bij u mijn intrek nemen." Kist verkeerde in de grootste verwarring. Hij wist niet, wat hij zeggen moest, en stamelde zoo iets van niet ruim genoeg behuisd te zijn voor een Czaar....

De Godsberg, die nu een veld is, schijnt behuisd te zijn geweest. Het slot van Schendelbeke stond weleer niet verre van het kasteel van Boelare. Het werd geslecht in 1458; doch overblijfselen van middeleeuwsche muren, in eene moerassige weide verborgen, spreken tot den reiziger van vroeger wel en wee. De parochiale kerk, toegewijd aan St. Amand, werd onlangs hersteld.

Voor zoolang als het duurde sliep hij bij zijn zuster. Hij was te klein behuisd. Vóór was de speelgoedwinkel, achter de huiskamer, waarin de alkoof stond. In de huiskamer hadden ze geleefd. Ze was groot genoeg geweest voor

Op deze waarachtige historie grondt zich myn ongeloof aan de buitengewone fatsoenlykheid van de Hallemannetjes, en ik hel over tot de meening dat dit fatsoen eigenlyk niets was dan 'n uitvindsel van Wouter's moeder, omdat ze "nauw behuisd" was.

Maar Wouter begreep wel dat dit geen ernst was. Daartoe wist-i te goed dat men graag de kinderen "eens van de vloer heeft, als men zoo klein behuisd is." En: "de Hallemannetjes waren zoo buitengewoon fatsoenlyk. Ze woonden naast 'n huis met 'n balkon, en hadden onlangs heel lief hun petjes afgenomen."

Het verwonderlijke is het mooie werk in zulk een omgeving gemaakt. De goudsmid is al niet beter behuisd of ingericht. Met zijn drie helpers zit hij op den vloer van zijn werkplaats achter een raampje van bamboestijlen, waardoor het licht maar karig naar binnen komt.

HELMER. Een uurtje maar, langer niet. NORA. Ga jij ook weg, Kristine? Ja ik moet weg; ik moet nog een kamer zoeken. HELMER. Dan kunnen wij misschien zoo ver samen gaan. Hoe vervelend nu dat we zoo klein behuisd zijn, maar wij kunnen je onmogelijk.... MEVR. LINDE. Och welneen. Hoe kom je er bij! Dag Nora-lief, hartelijk dank voor alles! NORA. Tot ziens. Ja, zeg, je komt toch van avond terug?

De deur piepte en een magere vrouw met een zwarte muts op het hoofd kwam, gevolgd door den Kruier, binnen. Welkom, Mevrouw en Menheer, spijtig dat wij zoo eng behuisd zijn... Mevrouw zal zich moeten behelpen met wat we aanbieden kunnen ... Maar 't is van harte gegund... de menschen moeten elkaar behelpen in deze benarde tijden, voegde de Kruier er aan toe.

Den avond vóór Pinkster waren de infanteristen Pronkert en Drieling ingekwartierd bij W. van der Kolk, ontvanger der Eem- en havengelden. Het viel den geplaagden landbouwer, die klein behuisd was, moeilijk genoeg om de beide manschappen behoorlijk onderdak te brengen, doch de mannen waren zeer handelbaar en tevreden met hun logies. "O, wat gebeurt daar!" riep plotseling de huismoeder.