United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


HELMER. Ik ben niet thuis voor visite, dat weet je. Mevrouw daar is een vreemde dame. NORA. Laat mevrouw binnen. En de dokter is er ook. HELMER. Is hij naar mijn kamer gegaan? DIENSTMEISJE. Ja mijnheer. Dag Nora. Dag ... e.... MEVR. LINDE. Je kent me zeker niet meer. NORA. Neen ... ik weet niet goed.... O ja, ik meen toch van wel. Wat! Kristine! Ben jij het heusch? MEVR. LINDE. Ja, ik ben het.

Je kunt het gerust gelooven, Kristine-lief, 'k heb er dikwijls over gedacht je te schrijven toen ter tijd; maar ik stelde het altijd uit, en altijd kwam er iets tusschenbeiden. MEVR. LINDE. Och Nora-lief, dat begrijp ik zoo goed. NORA. Neen, het was toch heel onaardig van mij. Jij arme Kristine, wat heb je al een boel ondervonden.... En hij heeft je niets nagelaten om van te leven, ?

MEVR. LINDE. Zeker ... maar in zoo'n geval is het ten minste een groot geluk als je het hebt. NORA. Ja maar, weet je, we kregen het van Papa. MEVR. LINDE. Ah zoo! Het was ook juist in dien tijd dat je vader stierf, geloof ik. NORA. Ja juist, Kristine, dat was net in die dagen. En verbeeld je, ik kon niet naar hem toe gaan om hem te verplegen.

Daar komt Torwald thuis. Wacht, ga zoo lang bij de kinderen zitten. Torwald kan dien naairommel niet uitstaan. Laat Anna-Marie je helpen. Ja ... ja ... maar ik ga niet weg, voor wij eens openhartig gepraat hebben. O, wat heb je je lang laten wachten, lieve Torwald. HELMER. Was dat de naaister? NORA. Neen, dat was Kristine; zij helpt mij mijn costuum in orde maken.

Maar dat is waar: ik ben zoowel trotsch als blij, als ik er aan denk, dat het mij vergund was de laatste jaren van mijn arme moeder althans vrij van zorgen voor haar te maken. NORA. En je bent ook trotsch als je er aan denkt wat je gedaan hebt voor je broers. MEVR. LINDE. Mij dunkt dat ik daar ook wel het recht toe heb. NORA. Dat dunkt mij ook. Maar nu zal ik je eens wat vertellen, Kristine.

NORA. Mag ik je even voorstellen: dat is Kristine die in de stad gekomen is. HELMER. Kristine?... Pardon, ik weet niet goed.... NORA. Mevrouw Linde, Torwald-lief; mevrouw Kristine Linde. HELMER. Ach zoo. Vermoedelijk een vriendin van mijn vrouw uit haar kindertijd? MEVR. LINDE. Ja, wij hebben elkaar vroeger gekend.

KROGSTAD. En weet je ook voor wat ik hier doorga? MEVR. LINDE. Je zei daar straks iets, alsof je meende dat je met mij een ander mensch hadt kunnen worden. KROGSTAD. Dat weet ik zeker. MEVR. LINDE. Zou dat niet nu nòg kunnen gebeuren? KROGSTAD. Kristine ... zeg je dat na rijp overleg? Ja ... dat doe je. Ik zie het je aan. Heb je er waarlijk moed toe?

Toen je mij vertelde van die gelukkige verandering in je positie ... wil je 't wel gelooven?... was ik er minder blij over voor jou dan voor mijzelf. NORA. Hoe meen je dat? O, nu begrijp ik je. Je bedoelt dat Torwald misschien wat voor je zou kunnen doen? MEVR. LINDE. Ja, daar dacht ik aan. NORA. Dat zal hij ook wel Kristine.

MEVR. LINDE. Het wonderbare? NORA. Ja, het wonderbare. Maar dat is zoo vreeselijk, Kristine; dat m

O maar waar heb ik toch mijn hersens ... ik zit hier zoo maar te babbelen!... Lieve, beste Kristine kan je het mij vergeven? MEVR. LINDE. Wat bedoel je Nora? Arme Kristine, je bent immers weduwe geworden. MEVR. LINDE. Ja, drie jaar geleden. NORA. O, ik wist het eigenlijk wel; ik heb het in de courant gezien.