Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 oktober 2025


Hoofdstuk XXV. XXXVII v.d. Ontspringt zij echter uit een aandoening dan is zij Eerzucht, ofwel die Begeerte waardoor onder het mom van Vroomheid meestal tweedracht en opstand verwekt worden.

Derhalve is er geen Deugd enz. H.t.b.w. Gevolg: Het streven om zichzelf te handhaven is de eerste en eenigste grondslag der Deugd. St. XXI v.d. Stelling XXIII. St. Definitie VIII v.d. Def. Definitie VIII v.d. H.t.b.w. Stelling XXIV. Bewijs. Definitie VIII v.d. St. Gevolg St. XXII v.d. Stelling XXV. Niemand tracht zijn wezen in stand te houden terwille van iets anders. Bewijs. St. St.

Stellen wij ons daarentegen voor dat hij in datzelfde wezen Droefheid te weeg brengt, zoo zullen wij Liefde jegens hem gevoelen. Bewijs. Deze stelling wordt op dezelfde wijze bewezen als Stelling XXII van dit Deel; zie dus deze. Stelling XXV.

Bewijs. St. St. XXV v.d. St. XXIV v.d. Derhalve bereikt hij, die de dingen met deze soort van kennis kent, de hoogste menschelijke volmaaktheid. St. Stelling XXVIII. Het streven of de begeerte om de dingen met de derde soort van kennis te kennen, kan niet uit de eerste, maar wel uit de tweede soort van kennis voortkomen. Bewijs. Deze stelling spreekt vanzelf.

Zoo spreekt hoofdstuk XXII van het "openen van den mond", terwijl in XXIV en XXV vermeld wordt hoe het denkvermogen weder begint te werken in dit nieuwe astrale leven; wij lezen n.l.: Het Hoofdstuk over: een mensch geheugen te doen bezitten in de onderwereld.

XXXII v.d. D. en St. St. XXXII en Gevolg v.d. Gevolg St. XXV D. I en Gevolg St. H.t.b.w. Gevolg: Hieruit volgt dat God, voorzoover hij zichzelf liefheeft, ook de menschen liefheeft en bijgevolg, dat de Liefde van God tot de menschen en de geestelijke Liefde van den Geest tot God één en hetzelfde zijn.

Derhalve bezit de menschelijke Geest geen adaequate kennis van de deelen welke het menschelijk Lichaam samenstellen. H.t.b.w. Stelling XXV. De voorstelling van welke inwerking op het menschelijk Lichaam ook, sluit geen adaequate kennis van het inwerkende voorwerp in zich. Bewijs. XVI v.d. St. IX v.d. St. VII v.d.

Een ding dat tot een of andere werking genoopt is, wordt hiertoe noodzakelijk door God gedreven; evenzoo: wat niet door God genoodzaakt wordt, kan uit zichzelf niet werken. Bewijs. St. XXV en St. Dit wat het eerste betreft. Waaruit eveneens ten duidelijkste volgt, wat in de tweede plaats gesteld werd.

Gevolg: Hieruit volgt dat de menschelijke Geest, zoo dikwijls hij de dingen waarneemt, gelijk zij zich in de algemeene orde der Natuur voordoen, noch van zichzelf, noch van zijn Lichaam, noch van de uitwendige voorwerpen, een adaequate kennis bezit, doch slechts een verwarde en gebrekkige. St. XXIII v.d. St. XIX v.d. St. XXVI v.d. St. XXIX v.d. St. XXVII v.d. St. XXV v.d. St.

XXIV. Te horizontaal. Bijna loodrechte lijn. Onder den Oceaan. XXV. Kalm vertrek. Plaatsbepaling. Heeft Hamphry Davy gelijk? Dichtheid der lucht. Lucht in vasten toestand. XXVI. Toenemende stilzwijgendheid. Verdwaald. XXVII. Levend begraven. Splitsing der galerij. Bede tot God. In de zwarte duisternis. XXVIII. Een geraas! Het geluid van woorden. Förlorad. Gemeenschap.

Woord Van De Dag

palaemon

Anderen Op Zoek