United States or United States Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch de rijkdom aan planten uit de steenkoolperiode heeft plaats gemaakt voor betrekkelijke armoede; het zijn niet meer die diepe bosschen met reuzenboomen, en ondoordringbare schaduw. De planten zijn dun gezaaid, het terrein is meer golvend, en het licht speelt op een groen grastapijt.

De tegenwoordige orden der visschen bestonden reeds tijdens de krijtperiode, en waarschijnlijk reeds vroeger; zij begonnen zich te vormen in de devonische en de steenkoolperiode. De tegenwoordige orden der kruipende dieren bestonden reeds vóór de eocene periode; hunne vorming is begonnen in de permische periode.

Had dus de zon toen evenals thans eenen overwegenden invloed op de warmte der aarde, dan zouden reeds toen klimaten bestaan hebben: de zonnestralen, loodrecht vallende op de keerkringslanden, zouden daar eene veel hoogere temperatuur hebben doen ontstaan dan aan de poolstreken, waar zij veel schuiner vallen. Doch de plantengroei der steenkoolperiode wijst juist op het tegendeel.

Ons doel was alleen, bij de beschrijving der steenkoolperiode, de periode van het plantenrijk bij uitnemendheid, dat plantenrijk te leeren begrijpen: te leeren gevoelen, dat ook dat rijk niet vreemd is aan het leven onzer planeet, en dat het veel minder ver afligt van het dierenrijk, dan men oppervlakkig meent.

Wel is het waar, dat de amphibiën en de kruipende dieren reeds dagteekenen uit de steenkoolperiode, misschien zelfs uit het devonische tijdperk, doch eerst in het permische tijdperk ontwikkelen zich de amphibiën, terwijl de kruipende dieren eerst in het secundaire tijdperk, en vooral in de Juraperiode, eene hoofdrol zullen spelen.

Het plantentype der steenkoolperiode is verdwenen, maar de "bedektzadigen", d.i. de planten, die alleen reeds 9/10 uitmaken van de tegenwoordige flora, zijn nog niet gevormd, behoudens enkele zeldzame éénzaadlobbigen. Men vindt bijna alleen sporeplanten en naaktzadigen, de eerste vertegenwoordigd door varens, paardestaarten e.a., de tweede door cycadeën en naaldboomen.

De dampkring was in de steenkoolperiode rijk aan koolzuur; die groote hoeveelheid koolzuur werd op het eerste voor goed uit de zee verrezene vaste land aan die rijke plantenwereld afgestaan onder begunstiging van eene tropische temperatuur en een overvloedig, hoewel verspreid licht.

Van de silurische tot aan de steenkoolperiode, is de streek, gelegen ten oosten van den Rijn, gedeeltelijk onder water gebleven, terwijl het westen een vastland vormde, bestaande uit oorspronkelijke gesteenten, en dat waarschijnlijk in verbinding stond met de Vogezen, de centrale bergvlakte en het Schwarzwald.

Langzaam, stap voor stap, volmaakte zich het plantenrijk, terwijl het zich aanpaste aan de levensvoorwaarden der planeet. De steenkoolperiode was het tijdperk der sterkste uitbreiding van dat rijk.

Eene menigte nieuwe wezens treedt immers op en verspreidt zich wijd en zijd: het zijn schaaldieren, bekend onder den naam van trilobieten, en die reeds sedert langen tijd zijn uitgestorven: zij zijn verdwenen in de steenkoolperiode, millioenen jaren geleden.