United States or Andorra ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kop, de hals en de onderdeelen zijn metaalglanzig groen; de mantel, de benedenrug en de staartwortel, de bovendekveeren van den vleugel en de staartveeren zijn fraai roodbruin, de slagpennen donker loodkleurig grijs. Het oog is donker roodachtig bruin, de naakte kring er omheen en de teugelstrepen oranjerood, aan de spits lichtgeel, de poot helderrood, iedere klauw geelachtig wit.

Gewoonlijk ziet men hem op korten afstand van den bodem in de twijgen zitten; hij zit tamelijk rechtop, heeft den staart opgewipt, de vleugels zoover afhangend, dat hunne spitsen onder den staartwortel komen te liggen. Tusschen de twijgen huppelt hij zelden; wanneer dit geschiedt, maakt hij groote sprongen.

De nieuwere berichten, die mij bekend geworden zijn, zal ik laten voorafgaan door de beschrijving van eenige soorten van Toekans. De grondkleur van hun kleed is glanzig zwart; hierbij steken de roode, witte of gele velden aan de keel, den rug en den staartwortel sterk af.

Dit zijn de eenige apen, die op Europeesch grondgebied aangetroffen worden, de menschelijke apen natuurlijk uitgezonderd. Die apen zijn de sierlijkste exemplaren van het geheele geslacht der vierhandigen. Zij zijn over den rug en aan de zijden kastanjebruin met uiterst fijne leikleurige stipjes aan de armen en het onderlijf, maar met sneeuwwitte stipjes aan de beide zijden van den staartwortel.

De veeren van bovenkop en nek zijn roetkleurig bruin, die van rug en mantel dof loodgrijs, die van den achterrug en den staartwortel vosrood; de slagpennen hebben een roetbruine binnenvlag, een bruinachtig grijze buitenvlag; de stuurpennen, met uitzondering van de beide middelste loodkleurig grijze, zijn helder vosrood. De oogen zijn donkerbruin, de snavel en de pooten zwart.

Op de bovendeelen, den voorhals en den krop zijn de veeren zwart, een weinig iriseerend, op den onderrug en den staartwortel, onder het oog, op de borst en den buik wit; de hand- en stuurpennen zijn aan den wortel wit, overigens zwart; de grootste vleugeldekveeren vormen over den vleugel een witten band. Het oog is bloedrood, aan den rand oranjekleurig, een naakte ring er omheen menierood.

De zijden van den kop zijn kaneelroodbruin, de staartwortel en de bovendekveeren van den staart iets donkerder, de mantel en de schouders vaalroestbruin, de zijden van den romp van boven met breede, zwarte, iets lager met donkerbruine schaftstrepen; de slagpennen en stuurpennen zijn zwartbruin, de binnenvlag van de beide buitenste stuurpennen heeft breede, witte eindvlekken.

Deze bewoont Sumatra, Malakka, Assem en Birma. De hoofdkleur van zijn vederenkleed is bruin met fijne, donkerder golflijnen en lichtere stippels. Behalve de veeren van den staart, hebben ook die van den mantel, den rug en den staartwortel benevens de vleugelveeren groote, groenachtig blauwe oogvlekken, die een purperen weerschijn vertoonen. Totale lengte 60, staartlengte 25 cM.

De hoofdkleur van het vederenkleed is fraai groen; de achterkop, de rug en de schouders zijn groengeel met uitvloeiende, zwarte, overlangsche vlekken; de voorkop, een streep achter de oogen en een ring aan den nek, de staartwortel en de onderdeelen zijn bleek goudgeel, welke kleur op den buik lichter wordt en op de onderdekveeren van den staart in wit overgaat; de borst en de zijden van den buik zijn met groote, donkerzwarte, overlangsche vlekken geteekend; de slagpennen zijn zwartbruin, aan de buitenzijde met groenachtig gelen, aan de spits met witten zoom, de stuurpennen bruinzwart, aan de binnenzijde met witachtig gelen, aan de buitenzijde met groenachtig gelen zoom.

De veeren van de bovenzijde zijn olijfbruin, met een zwak olijfgroen waas aan de oppervlakte, met donkerbruine, uitvloeiende schaftstrepen geteekend; de staartwortel is levendiger en meer effen van kleur; de onderdeelen, de wangen en een streep boven de oogen zijn fijn roestgeelachtig, een streep onder het oog en een tot aan de zijden van den hals reikende baardstreep zijn zwart, de slagpennen en staartveeren donker olijfbruin; de uiteinden van de armdekveeren en van de grootste vleugeldekveeren hebben een lichteren rand, waardoor op den vleugel twee onduidelijke dwarsbanden ontstaan; de buitenste staartveeren zijn aan de buitenzijde wit met dofgekleurde spits.