United States or Romania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Andere maagschapsnamen, eveneens in den griekschen form, zijn van byzonder-friesche mansvóórnamen afgeleid, en zijn dan ook oorspronkelik in Friesland inheemsch. De geslachtsnaam Hilarides, in Friesland voorkomende, is wel een grieksche tweede-naamvalsform van den latynschen mansvóórnaam Hilarius, die op zich zelven ook als geslachtsnaam aldaar inheemsch is. Misschien ook Hiel; zie § 139.

Den Boer, Den Haan, Den Besten, Den Breems, enz. Kenmerkend voor Zeeland zijn de patronymikale geslachtsnamen die op se eindigen, en waaronder er velen zijn die van ouderwetsche en vreemde, in de overige Nederlanden weinig of geheel niet gebruikelike mansvóórnamen afgeleid zijn. Beide deze byzondere groepen van geslachtsnamen zijn in dit werk reeds behandeld in § 35.

De nieuste, de jongste wyze om van mansvóórnamen patronymika te maken, bestaat in het voorvoegen van het voorzetsel van, waarby dan de mansnaam zelve onverbogen blijft. Zulke geslachtsnamen komen slechts in kleinen getale in de Nederlanden voor. My zijn geene andere bekend dan: Van Alewijn, Van Ditmar, Van Frank, Van Walraven en Van Marselis, die geen van allen naderen uitleg vereischen.

Het ligt dus voor de hand dat niet alle geslachtsnamen, in de vorige paragrafen opgesomd, van de diernamen zijn afgeleid. Integendeel daar kunnen er ook onder wezen, die eenvoudig uit mansvóórnamen bestaan.

Trouens, de Noord-Hollanders zijn oorspronkelik Friesen, en de friesche eigenaardigheden bleven juist aan de Zaan het langst bewaard, tot in deze eeu. De geslachtsnamen op is en isz, my bekend, zijn de volgenden: Alvis, Arisz, Avis. Het grootste gedeelte van de mansvóórnamen, die aan deze patronymika ten grondslag liggen, zijn bepaaldelik friesche namen, of althans by de Friesen meest in gebruik.

Berg, Boske, Burg, Heit, Wolt immers komen ook wel als friesche mansvóórnamen voor, en zijn, ten deele, als afslytingen te betrachten van volle, algemeen-germaansche mansvóórnamen. Aangaande den mansvóórnaam Berg kan men bl. 132 nazien.

Hier volgen eenige oud-friesche vadersnamen, die allen den zuiveren ouden form op inga eindigende, vertoonen: Abbinga, Benninga, Bottinga . Deze namen komen, met zeer vele anderen soortgelyken, nog heden als geslachtsnamen in de friesche landstreken van Nederland voor, en zijn ook allen ontleend aan mansvóórnamen, die nog heden by de Friesen in volle gebruik zijn.

In de laatste middeleeuen, van de elfde eeu tot de vijftiende, verloor de taal, die, in zoo verschillende formen door het volk tusschen Schelde en Eems gesproken werd, de macht, de kracht, de eigenschap om, door achtervoeging van ing, ink, inga, van mansvóórnamen patronymika te formen. De beteekenis van dit aanhangsel ging voor het volk verloren.

Nevens deze byzonder-friesche geslachtsnamen, is aan de friesche gewesten ook nog byzonder eigen een groot aantal geslachtsnamen, die uit patronymika bestaan, op algemeen-nederlandsche wyze geformd uit byzonder-friesche mansvóórnamen.

Deze laatste naam kan eene verdietsching zijn van den hoogduitschen form Wohlfahrt, die my ook in de Nederlanden voorgekomen is. Is dit het geval, dan zoude de geslachtsnaam Welvaert eene plaats moeten hebben by de geslachtsnamen, die oorspronkelik oud-germaansche mansvóórnamen zijn, en die ik in § 62 besproken heb.