United States or Madagascar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Menig voorbeeld hier van is op de voorgaande bladzyden reeds vermeld, zoo als alle spellingen en formen, waarin de eenvoudige woorden smid en molenaar als maagschapsnamen, op bl. 308 en 314 voorkomen. Zie hier die welke my zijn voorgekomen. Daar zullen er echter nog wel meer zijn.

A. Waarin de maagschapsnamen behandeld worden die van volkenkundigen aard zijn, of wel ontleend aan byzondere aardrijkskundige namen. Van § 66 tot § 94. En B. Waarin men de geslachtsnamen vermeld vindt, van algemeen-aardrijkskundigen oorsprong. Van § 94 tot § 108. Hoofd-afdeeling III vervalt in vele onder-afdeelingen.

Want behalven den tweeden naamvalsform op s, in bovenstaande geslachtsnamen voorkomende, bestaan er ook zulke maagschapsnamen die den tweeden naamvalsform op en vertoonen, of dien met het tot s verkorte lidwoord des vóór zich hebben.

Daarin is ook nog wel geenen duideliken zin opgesloten, maar olie en rook zijn toch twee woorden die het volk kent, en daarmede is men dan te vreden gesteld. Zoo zijn de maagschapsnamen Olierook en Holierook waarvan de laatste ten minste nog de beginletter h bewaard heeft, ontstaan uit den plaatsnaam Hooglederhoek, en daarvan verbasterd.

Als een aanhangsel tot al deze maagschapsnamen die hun ontstaan danken aan de byzondere uitspraak, de byzondere formen en woorden, eigen aan de verschillende nederlandsche gouspraken, moeten hier nog eenige geslachtsnamen genoemd worden, welke, door hunne spelling, zondigen tegen de algemeene regels der nederlandsche taal.

Dat reeds in de middeleeuen deze zaken in het zuiden eene groote mate van bloei hadden bereikt, toen zy in de noordelike gewesten nog grootendeels sluimerden? Zulks komt my zeer waarschynelik voor. En dat velen dier zuid-nederlandsche maagschapsnamen, door de byzondere spelling waarin zy nu nog voorkomen, blyken geven van hoogen ouderdom, pleit, dunkt my, ook nog ten voordeele dezer opvatting.

De oorsprong van sommige maagschapsnamen, afgeleid van haar- en huidkleur, heb ik op bl. 341-344 vermeld. Waren de namen De Blaeuwe, Blaauw, enz. en De Groen en Groen my reeds twyfelachtig wat zal ik dan maken van Bladergroen, Hoogbruin en Reynwit? In welken zin kunnen deze namen eerst in gebruik gekomen zijn om mannen aan te duiden? Ik weet het niet.

Van Emden, Van Norden, Van Leer, Van Gelder, Van Crevelt, Van Minden, Van Cleef, enz. Zie bl. 227. Byzonder zijn ook de maagschapsnamen Vrieslander, Engelander en Zeelander, allen aan joodsche geslachten eigen. Vrieslander, Engelander en Zeelander, in plaats van Fries, Engelschman en Zeeu, zijn ongebruikelike woorden. Een echte, germaansche Nederlander zal ze niet gebruiken.

De maagschapsnamen Goedkoop en Duurkoop zullen oorspronkelik wel als bynamen eigen geweest zijn aan kooplieden, die hunne waren, de eene om weinig, de andere om veel geld verkochten. In der daad dwaze namen! Dwaas zyn ook de maagschapsnamen Stoutintwoud, Vroegindewey en Schietekatte.

Ook eenige andere maagschapsnamen, thans in Nederland inheemsch, maar die ongetwyfeld van hoogduitschen oorsprong zijn, ofschoon sommigen min of meer verdietscht zijn in spelwyze, zijn met dit woord samengesteld. B. v. Bohnensieg, Braakensiek, Bommelsiek, Brummelsiek, Erdtsieck, Heidsieck, Steinziek, Uhlmansieck en Wellensiek met Siekman, Siegman en Ziekman.