Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juni 2025
Het was zoo licht toen ik moest scheiden de spreeuwen kweelden luide en teer, en een onnoemelijk verblijden vervulde veld en atmosfeer. Een plechtig en verblindend wonder verrees, als waar 't voor 't eerst, de zon, en bloem op bloem ontsloot zich onder haar zeegen, naar zij kracht gewon. De waereld scheen verbaasd te ontwaken als vond haar 't licht voor d'eerste maal.
De boomgroepen en bloembedden zonden elkander in het licht betooverende geuren toe. De takken, weelderig in het middaglicht, schenen elkander te willen omhelzen. In de abeelen kweelden de bastaardnachtegalen, de musschen tjilpten, de spechten huppelden langs de kastanjeboomen en pikten in de reten der schors.
Aan den Voet van den Reuzeneik. Heerlijk en trotsch verhief zich de machtige boom in het midden der vlakte; honderden stormen had hij getrotseerd, honderden winters beleefd; 's zomers rustte het vee in zijne schaduw en honderden vogels kweelden in zijne takken.
Die schoolvriendschap, die onschuld onzer jeugd? Wij schiepen, als een kunstrijk godenpaar, Met onze naalden samen ééne bloem, Naar één patroon, en op éénzelfden stoel, En kweelden één gezang, uit éénen toon, Als was ons beider hart en stem en ziel Tot één versmolten.
Toen zij ontwaakten was het een schoone dag, de warme zon scheen aan den hemel en in de witte meiboomen, die voor het landhuis stonden, kweelden vele vogelen. Mevena wachtte buiten reeds vroeg op haar vriend om naar het kamp te rijden, doch hij scheen verstrooid van zin, hij draalde zoo lang en antwoordde zelden.
De rozen hadden driemaal gebloeid en botten voor de vierde reize; de nachten waren zoel, de vogeltjes kweelden in de bosschen. Die van Damme zegden: De winter is dood, laat ons hem verbranden. En zij maakten een grooten man met een berensnoet, een langen vlassen baard en haar van schavelingen. Zij deden hem witte kleederen aan en verbrandden hem in groote plechtigheid.
Doch eerst onder het tooverachtige licht eener getemperde zon, te midden der bosschen, waarin de vogels hun lied kweelden, en bij de welriekende bloemen, waarop de insecten fladderden, kon het gevoel zijne plaats veroveren en de ruwe stof overmeesteren.
De zon verdween achter het bosch. In den weerschijn van het avondrood teekenden zich de berken met hangende takken en zwellende knoppen scherp af tegen de donkere elzen. Uit het dichte, nog geheel met sneeuw bedekte woud kwam het water zacht murmelend in kleine kronkelende beekjes te voorschijn. De vogels kweelden en fladderden van den eenen boom op den anderen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek