United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uit het zooeven gezegde kan men afleiden, dat de jacht op den Kaapschen Buffel in sommige gevallen niet zonder gevaar is; in de meeste gevallen wordt het dier niet door het eerste schot neergeveld en heeft dan nog tijd genoeg om op zijn aanvaller los te gaan.

Het vleesch van den Kaapschen Buffel wedijvert met dat van gemeste Runderen, wat den goeden smaak betreft; wel is het taaier en grover van vezels, maar toch zeer sappig, hoewel het geen vet bevat.

Het verbreidingsgebied van den Senegal-Leeuw en van den Kaapschen Leeuw die misschien tot dezelfde ondersoort behooren omvat alle landen van Middel- en Zuid-Afrika, van de westkust tot aan de oostkust en van ongeveer 20° N.B. tot het Kaapland. Hij komt aan den Blauwen en Witten Nijl en in Abessinië in boschrijke streken geregeld, in vele steppenlanden van Middel- en Zuid-Afrika veelvuldig voor.

Het verbreidingsgebied van den Kaapschen Buffel omvat, evenals dat van de Giraffe, het grootste deel van de oostelijke helft van Afrika. In het Kaapland bewoont hij, gemeenschappelijk met de laatste Olifanten van de Kaapkolonie, nog slechts een geheel en al afgezonderd, weinig uitgebreid district, n.l. tusschen de Mossel-baai en de Algoa-baai.

Hij kon niet anders, want de Kaapsche Afrikaanders bewierrookten Cecil Rhodes, en een uitbarstende oorlog zou de velden van Zuid-Afrika hebben gedrenkt met broederbloed.... Slechts bleef de hoop, dat Cecil Rhodes met zijn ware bedoelingen te morgen of te avond voor den dag zou komen, en de blinddoek zou scheuren, die den Kaapschen Afrikaander voor de oogen was gebonden.

Het sterkste en wildste lid van dit ondergeslacht is de Kaapsche Buffel (Bos caffer); door zijne eigenaardige hoornen onderscheidt hij zich in 't oog vallend van zijne verwanten. Hij is gedrongener gebouwd dan de andere Buffels; de kop is betrekkelijk klein, de hals tamelijk dik, de romp in de schoft weinig verhoogd; de staart is lang en dun, aan de onderste helft met lange haren begroeid, die te zamen een dikken, goed gevulden kwast vormen. De hoornen zijn bij den wortel zij- en achterwaarts, daarna boven- en achterwaarts, met de spitsen weder duidelijk naar binnen gebogen. Bij oude stieren zijn zij aan den wortel buitengewoon verbreed, afgeplat, met dikke rimpels bedekt en over het geheele voorhoofd uitgebreid, zoodat alleen in 't midden een smalle strook vrij blijft. Met uitzondering van het oor en van de staartspits is de beharing buitengewoon dun, zoodat enkele plaatsen bijna naakt schijnen en men eigenlijk alleen aan den kop en de pooten van een haarkleed spreken kan. De kleur van het dier wordt dan ook niet zoo zeer veroorzaakt door het zwarte, aan de spits een weinig lichter gekleurde haar, als wel door de donker bruinachtig grijze huid. De schouderhoogte van den Kaapschen Buffel wisselt al naar het geslacht en de grootte van het dier van 1.5 tot 1.8 M. af. De hoornen, die bij het wijfje slechts ongeveer half zoo breed en zwaar zijn als bij het mannetje, en dus een half zoo smalle strook van het voorhoofd bedekken, kunnen bij beide geslachten een spanwijdte van hoogstens 1