Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juni 2025
Gedurende de, op de Romeinsche heerschappij volgende "volksverhuizing", toen alle stammen van het groote Germanen-volk, naar verschillende streken West- en Zuidwaarts trokken, kwamen ook de in het Noord-Westelijke punt en aan de uiteinden van het oude Germanië wonende Jüten, Angeln en Saksers in beweging en wilden hun aandeel hebben aan de overblijfselen van het samenstortende wereldrijk.
Toen de Denen naar het schoone weide- en beuken-eiland der oude Saksers en Angeln kwamen, brachten zij uit het Zuidelijk Zweden een anderen, met hen verbroederden Skandinavischen volksstam mede, de Jüten of Güten, vermoedelijk identiek met de Zuid-Zweedsche Gothen, die zich bij voorkeur langs de met bosschen omgroeide fiorden, en over de wouden van het Cimbrische of Anglische schiereiland verbreidden, en aan het land den naam "Jutland" gaven.
Voor de oudste en zuiverste Denen beschouwen zich de bewoners van Fünen. Zij beschouwen zich als het hart van Denemarken. "Wij Denen," hoort men hen somwijlen zeggen, niet in tegenstelling met de Duitschers of Franschen, maar met de "Jüten" en "Seelanders." Overigens zou men de bevolking van elk der vele Deensche eilanden, even als in Noorwegen die van elk dal, een eigen karakter kunnen geven.
Deze Jüten zijn in Denemarken beroemd om hun handels-talent en om hunne huishoudelijke spaarzaamheid. Daarin kan men ze met de Schotten in Engeland vergelijken. Het "iets met iets, geeft iets," is bij de volhardende Jüten een zeer geliefd spreekwoord. De aankweeking van rundvee is naast den handel, hunne meest geliefkoosde bezigheid.
Op ieder schijnt zich een bijzondere stam van eiland-bewoners gevormd te hebben. Uit hen rekruteeren de Denen de kern hunner nationale troepen. "De Jüten zijn in tegenstelling met de Deensche Seelanders en Fünen langzaam en omslachtig in hunne bewegingen, maar volhardend en ijverig in alles wat zij ondernemen.
En met al hunne gemakkelijkheid, weten zij toch het gebrek uitstekend van de deur te houden. Men vindt nergens in Denemarken zulke welgezetene, nette en knappe boerenplaatsen als bij de Jüten, terwijl men bij de boeren op Seeland somwijlen een weinig aan hetgeen wij eene Poolsche huishouding noemen, herinnerd wordt.
Reeds iets voor den tijd van Karel den Groote, hadden de Denen en Jüten hunne veroveringen, koloniën en politieke grenzen tot aan den Eider voortgeschoven, maar ook reeds toen bleven binnen deze grenzen, verscheidene kleine streken van het land, midden onder de Denen, door hunne oude Duitsche bewoners bevolkt, zooals bij voorbeeld het kleine land Angeln, waarin zich nu de eens zoo ver verspreide stam en naam der Angeln terugtrokken, zoo ook de Marsch-eilanden ten westen van Jutland, die van oudsher door Duitsche Friezen bevolkt waren, en die nu ook onder Deensche heerschappij bleven.
Dat deze, het land binnengetrokken Jüten, daar nog vele Duitsche Angeln en Saksers aantroffen, zich met dezen vermengden en vele Germaansche invloeden van hen ondergingen, bewijst onder anderen de physionomie hunner taal, die veel eigenaardigheden bezit, die bepaald Duitsch, en niet Deensch of Skandinavisch zijn.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek