United States or Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


In RUYSBROECK heeft de Dietsche mystiek haar voornaamsten vertegenwoordiger gevonden. Ja, HADEWYCH is hem vóór geweest.

Waarschijnlijk hebben wij den oorsprong dier minne te zoeken in het bijbelwoord, ook door HADEWYCH aangehaald en "het swaerste inder scrifturen" genoemd, dat God zeide tot Mozes: "Du salt minnen dinen Here, dinen God, van al dijnre herten, van al dijnre sielen, van al dijnren crachten" . Die woorden mag de minnende ziel nimmer vergeten, slapend noch wakend.

Blijkbaar hebben wij hier het werk vóór ons van ééne dichteres die den naam HADEWYCH draagt; ook in haar werk wordt die naam een paar maal genoemd. Het godsdienstig gemoedsleven waarvan al deze dichterlijke werken uitingen zijn, beweegt zich in dezelfde sfeer, waarin LUTGART en de andere vroeger genoemde vrouwen in ons land en in den vreemde zich te huis gevoelden.

Inderdaad werd die pink na LUTGART'S dood door een paar leekebroeders afgesneden en aan HADEWYCH, toentertijd abdis van Aywières, overhandigd. Maar THOMAS kreeg de begeerde reliquie slechts, nadat hij de abdis beloofd had het leven zijner gestorven vriendin te zullen beschrijven.

De dichter van den Reinaert moge een enkele maal den blik laten weiden over het groote laagland "tusschen de Elbe en de Somme", HADEWYCH hare geestverwanten hebben gehad in Thuringen en Saksen, geestelijken en clercken als MAERLANT een deel van Europa hebben omvat met hun blik de groote meerderheid des volks bleef naar lichaam en geest gevangen binnen den kring van de eigen stad of de streek, waar zij geboren waren.

Ter vervulling van die belofte schreef hij zijne Vita Lutgardis; dat werk moet voltooid zijn geweest vóór 1248, het sterfjaar van HADEWYCH aan wie THOMAS zijn werk heeft opgedragen. De schrijver had het verdeeld in drie deelen volgens de drie trappen van het ascetisch leven: het begin, den voortgang en de volmaaktheid.

Kan deze abdis HADEWYCH, aan wie THOMAS VAN CANTIMPR

II, 4 lezen wij: "Maar ik heb tegen u dat gij uwe eerste liefde hebt verlaten" enz.; vs. 14: "maar ik heb eenige weinige dingen tegen u" enz. Bij HADEWYCH, bl. 129: "Mer ic hebbe een dinc te di, daer ic mi omme belghe" enz. Vgl. De handschriften van Jan van Ruusbroec's werken.... door W. DE VREESE, I, 427. Proza, bl. 44, 45, 83, 151. Ook het: "ic di, wes mi" in hare Poëzie, bl. 94, 131, 244.

Het refrein, hier waarschijnlijk louter muzikaal, vindt men ook in de overige liederen. In het bovenstaande liedje ziet men, gelijk elders zoo vaak, de liefde ontluiken in de vrije natuur. Overigens vinden wij hier de gewone klachten, verzuchtingen en betuigingen. Dat er naast eene hoofsche eene geestelijke lyriek heeft bestaan, is ons overvloedig gebleken uit de poëzie van HADEWYCH.

Op menige plaats geven hare verzen ons een treffend beeld van de worsteling eener ziel met het eeuwige en oneindige dat zich niet onder woorden laat brengen. Het strekt HADEWYCH tot eer dat zelve te hebben beseft.