United States or Montserrat ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij vertoonen meestal het tegelijkertijd grofbeenige en gevulde type, dat den bewoner van het Zuiden kenmerkt, of de sombere en koele schoonheid der georgische en circassische vrouwen. Zij zijn forsch gebouwd, langzaam en bedaard in haar bewegingen, en haar spraak is zangerig en slepend, terwijl daarentegen de mannen snel en afgebroken spreken en geen welluidend orgaan bezitten.

Zij draagt toch nog de dracht van aanzienlijke Arabische dorpsdames. En een kostbaar bontgeborduurd borststuk. Ook het Circassische moedertje. Zij is een klein, blond vrouwtje. Heel weinig naast den grooten, donkeren Saïd. Ze verwachten weder een kindje. Saïd heeft het mij al verteld. Och, mocht het ditmaal een meisje zijn. En mocht het leven! Maar wat zal men er aan doen. 't Is alles min Allah.

De positie der chineesche vrouwen, die naar San-Francisco gebracht worden, is evenmin twijfelachtig als de positie der circassische meisjes, die op de markten van Kaïro en Damascus te koop werden aangeboden. Zij zijn slavinnen.

De enkele vrouwen, die wegens haar bijzondere schoonheid worden geprezen, zijn dan ook georgische, circassische, grieksche of perzische slavinnen.

Zoodoende zijn, door de vermenging met armenische, georgische, circassische, grieksche, lazische, nestoriaansche en assyrische elementen, uit de oude Seldsjukken en Turkomanen de tegenwoordige Turken ontstaan.

Zijn Mohammedanen, maar ietwat meer Europeesch. De vrouwen verhullen zich niet. En ze verbergen zich ook niet voor de gasten van den man. Saïd Effendi is getrouwd met eene Circassische vrouw. Zij hebben drie kinderen gehad, drie jongens. Twee gestorven. "Min Allah," berust Saïd Effendi. Het oudste jongetje leeft nog. Hij is zes jaar. En hij heet Daoud. Daarom heet Saïd Effendi ook Aboe Daoud.

Bij het terugkeeren uit den harem vroeg ik aan mijn geleider eenige nadere inlichtingen omtrent zijne beminnelijke meesteres. "Zij is eene Circassische, antwoordde hij; mijn meester kocht haar, omstreeks vijftien jaar geleden, te Constantinopel.

Wij waren ongeveer op 30 werst afstand van Moskou, toen wij twee kranige soldaten zagen, die wij voor kozakken uit Kuban hielden, met schilderachtige circassische uniformen, met hun rijken patroongordel over de borst, hun langen dolk op zijde en den hoogen kolbak op het hoofd. Zij staan tegenover elkaar, ieder aan een kant van den weg, en zoodra wij gepasseerd zijn, volgen zij ons in galop.

Onder deze flinke manschappen, naar de circassische mode gekleed, bevindt zich een Kirghizen-sultan, een geboren vorst, dien ge u wachten moet voor een gewoon oppasser te houden. Hij heet Araslanof, is geboortig van Orenburg en heeft den rang van adjudant. Zijne geschiedenis is merkwaardig genoeg.