United States or Guinea-Bissau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Welnu, aanstonds als onze Javaansche vriend een beetje op zijn gemak gaat zitten, neemt hij uit een hoog vierkant bakje, dat in de doos staat, een betelblad; uit een ander bakje een stukje van eene pinangnoot, dat nu erg hard is geworden, de noot werd aan stukken geknipt, toen zij versch was geplukt, dan, uit een rond doosje, een stukje gambir, welke stof wordt getrokken uit het sap van een op Java weinig, maar op Sumatra des te meer voorkomend struikgewas, eindelijk, uit een kleiner potje, een veegje fijne natte kalk.

Hij kauwt op zijn betelblad, en kijkt naar kramen en uitstallingen, naar vleesch en groenten, naar alles wat op de markt te zien is, zonder dat een glimlach om zijne lippen plooit of zijn voorhoofd zich fronst; maar als hij heengaat, kunt ge het hem aanzien dat hij zich bewust is, alles wat hij daar heeft gadegeslagen, ook zelf te kunnen maken en doen.

Is die plicht vervuld, dan komt de afgevaardigde haastig terug, en nadat aan de gasten geurige bouquetten zijn aangeboden en fleschjes rozewater en kleine driehoekige pakjes, bestaande uit een betelblad en een noot, gewikkeld in een stukje bladgoud, wordt de stoet gevormd en begeeft zich naar het huis der verloofde met muziek, waarbij er soms twee orkesten zijn, een nationaal en een europeesch, die tegelijk spelen.

Een tapijt van witte stof was over de straat uitgespreid; langzamerhand verschenen mannen en vrouwen, kinderen en priesters; de laatsten gingen op oostersche wijze zitten op het tapijt, terwijl rijkelijk bouquetten werden rondgedeeld en rozewater en kleine driehoekige pakjes van een betelblad om te kauwen en een stukje noot, gewikkeld in een stukje bladgoud.

De weg zal moeielyk zyn na zooveel regen, zei de Regent, als om 't lang wachten verklaarbaar te maken, terwyl hy een betelblad met kalk bestreek. In 't Pandeglangsche is de weg zoo slecht niet, antwoordde Verbrugge die, als hy ten-minste niets stuitends wilde aanroeren, dit antwoord wel wat ondoordacht gaf.

Het belletje gaat te dikwijls; het schieten schijnt hem te hinderen. Na een poosje gekeken te hebben, brengt hij zijn betelblad naar de andere zijde van zijn mond, spuwt zijn rood speeksel uit en gaat naar buiten, zich even weinig bekommerende over het gejoel en gelach van negers achter zijn rug, als een Arabier om het blaften van zijn straathonden.