United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


Pompadours. 1 o., 2 1/2 l. gemalen rijst, kookt men in eene flesch melk gaar, en, als het koud geworden is, voegt men er bij: 3 l. zoete en 1 l. bittere gestooten amandelen, 6 eijerdoijers, 2 goede lepels suiker, 1 citroenschil, 1 o., 2 1/2 l. boter, en eindelijk het beslagen eiwit. Men klopt alles goed dooreen en bakt het in kleine vormpjes.

Daarop roert men er het schuim van 7 eiwitten door, legt het op een blad van week deeg, volgens No. 7 bereid, en bakt den koek, bij middelmatige warmte, vijf kwartier, tot hij eene lichtbruine kleur heeft. Noga taart.

Als men een deksel van het taartendeeg er op heeft gelegd, en met boter bestreken, strooit men er wat poedersuiker over en bakt de taart bij matige hitte in den oven. Na een uur is hij gaar. Appeltaart I. Men volgt geheel R. 528 behalve dat men moes van appelen in plaats van abrikozenmoes neemt.

Men beslaat alles goed met een pollepel, doet het deeg in een vorm met boter bestreken en met beschuit bestrooid, strooit bovenop nog wat suiker en bakt den koek in een goed gestookten oven gedurende 5 kwartier. Gebakken Champignons. Gave champignons worden goed gewasschen, aan schijfjes gesneden, die men daarna een poosje in lauw water te weeken zet.

Vervolgens drukt men ze in een mengsel van 1 o. gehakte amandelen, suiker en kaneel, en zet ze, niet al te digt naast elkander, op eene plaat; en nadat zij langzaam, maar goed gerezen zijn, bakt men ze bij ruim den tweeden warmtegraad. Eijerkransjes. 5 o., 6 l. bloem, evenveel boter, 1 o., 2 1/2 lood suiker, de doijers van 6 zeer hardgekookte eijeren en een half kopje arak of rhum.

Men bakt van dat beslag vier struiven, aan één zijde gebakken, die men twee aan twee met de ongebakken zijden op elkander legt; tusschen de struiven legt men gehakte peterselie of vruchtenmoes enz. Compote van abrikozen is aan te bevelen. Wafelen.

Men bakt het in den oven, bij matige warmte met vuur er onder, dat langzamerhand verminderd moet worden, gedurende drie kwartier uurs. Groote bitterkoek. 5 o. geraspte amandelen en 5 o. suiker worden gewarmd; dan van het vuur genomen en stevig door elkander gewreven, met het sap en de schil van 1 citroen en een weinig kaneel.

Op welke wijze men de koeken bakt, er moet, tot zij worden omgekeerd, een deksel op de pan gelegd. Wentelbeschuit. Men neemt 1 1/2 k. melk, roert daardoor 6 geklutste eijeren, 3 lepels suiker en wat foelie of citroenschil; hierin weekt men 18 keukenbeschuiten, waar de melk goed moet intrekken, zonder dat zij echter breken en die dan in de koekepan met boter worden gebakken.

Dit alles kneedt men door elkander, en voegt er zóólang meel bij, tot het een goed, rekbaar deeg is, waarin, als men het doorsnijdt, zich geene gaatjes vertoonen. Hiervan maakt men bollen als groote aardappelen, die men ongeveer tien minuten in water met zout laat koken en dan afgegoten, in de koekepan met boter bruin bakt.

Als alles goed dooreengemengd is, bakt men den koek in een met boter of olie ingesmeerden bakvorm gedurende twee uren in een matig verwarmden oven. Duizendjaarskoek. Men roert 500 gram boter tot room. Dan voegt men er bij 10 eierdooiers, 200 gram fijngemalen amandelen, het geraspte geel van een citroenschil en 300 gram suiker.