Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 mei 2025


Maar men kan twijfelen, of het boek wel tot de poëtische litteratuur gerekend kan worden. Aan Auerbach, wiens 'Dorfgeschichten' hij op raad van Asbjørnsen las, en van wien hij ook een en ander vertaald heeft, ontleent hij het denkbeeld, om zijn zedenschilderingen op te hangen aan den kapstok van eene vertelling; afgezien daarvan is het werk eer een verhandeling.

Het is echter karakteristiek voor den tijd, dat deze vrije stijl in de Huldreeventyr og Folkesagn alleen daar bestaat, waar Asbjørnsen aan zijn zegslieden het woord geeft. In zijn eigen inleidingen heerscht een litteraire, ingewikkelde stijl, zooals die toen in geletterde kringen werd mooi gevonden. Daardoor valt het boek stilistisch uiteen.

Ook de behandeling der taal is niet dezelfde als in de Folkeeventyr; de menschen spreken hun eigen Oostlandsch dialect. Het werk van Asbjørnsen opent zoodoende de reeks schilderingen uit het volksleven, waaraan de Noorweegsche letterkunde zoo rijk is. Asbjørnsen is hier zijn tijd ver vooruit; het zou nog circa 30 jaar duren, voor anderen zijn voorbeeld zouden volgen.

De wetenschappelijke leider van deze grammatische beweging was K. Knudsen, die schreef Haandbok i dansk-norsk Sproglære . Tevens werd de strijd tegen de vreemde woorden voortgezet. De andere taalbeweging, de Noorsch-Noorsche, begint in dezelfde jaren, waarin Asbjørnsen en Moe optreden.

Voor de eene en dit is de richting der huldre-romantiek bevat het bijgeloof zelf diepere waarheden, ook Asbjørnsen heeft in zijne natuurmythische beschouwingen deze zienswijze gehuldigd, voor de andere zijn de ware objecten voor onze belangstelling de dragers der bijgeloovige voorstellingen, dus menschen, en deze richting loopt uit op menschenstudie en zoodoende op realisme in den modernen zin.

Zoo doen dan deze scheppingen der volksfantasie, als huldren, nøkken, nissen, die thuis hooren in verhalen, zooals Asbjørnsen ze deed, hun intree in de kunstpoëzie. Welhaven heeft in dit genre veel natuurschilderingen en ook vertellende gedichten, romances, gedicht.

Let men op de voorgangers, dan is het standpunt bij allen eenigszins anders. De sprookjes van Asbjørnsen en Moe zijn rijk aan poëzie, maar toch niet in de eerste plaats voorwerpen van kunst, en bovendien, zij stammen direct van het volk, zij handelen niet over het volk. Het werk van Østgaard was meer materiaal dan vertelling.

Daarop volgde in 1858 een kortere verzameling van Sophus Bugge: Gamle norske Folkeviser . Deze boeken zijn niet zóó algemeen geliefde lectuur geworden als de sprookjes van Asbjørnsen en Moe. Eene tweede uitgave hebben zij niet beleefd . Begrijpelijk is dit wel. Hier kon er geen sprake van zijn, de stof door weergave in de algemeene taal meer toegankelijk te maken.

De eerstgenoemde beweging is uit den aard der zaak de oudste. Zij begint met het hierboven genoemde opstel van J.A. Hjelm en de daardoor geïnspireerde pogingen van Wergeland. Dan volgen de sprookjes van Asbjørnsen en Moe, die een blijvenden invloed gehad hebben. De vernoorsching betreft hier vooral den woordenschat en den stijl. Sedert het midden der eeuw treedt ook de spelling op den voorgrond.

Het is dezen weg, dien Asbjørnsen in enkele stukken gegaan is. Er ontstond zoodoende een nieuwe tegenstelling, die zich in de volgende periode met kracht zou openbaren. Welhaven's idealisme wordt voortgezet in de richtingen, die tot ca. 1870 domineeren, Asbjørnsen's realisme in de denkbeelden, die dan plotseling aan alle zijden tot doorbraak komen.

Woord Van De Dag

ach-stv

Anderen Op Zoek