United States or Djibouti ? Vote for the TOP Country of the Week !


In de inleidingen tot de verschillende sagen zal ik gelegenheid hebben op de namen van die dichters en schrijvers terug te komen, ik zal ze hier dus niet noemen. Zij allen bewijzen, dat de belangstelling voor de verhalen der Tafel Ronde thans bijkans even levendig is, als toen de Middeleeuwsche dichter Jean Bodel uitriep: "Li Conte de Bretaingne sont si vain et plaisant!"

Van het eerste deel van dit groote stads-verhaal verschenen fragmenten in 1898-1899. Bij het gereedschrijven in 1903 heb ik deze omgewerkt en verbeterd. Het leek onwenschelijk immers afmattend voor den lezer verklaringen van het bargoensch te geven. Heijermans. Katwijk-aan-Zee, Maart 1904. Schrijver van dit werk tegenstander van Inleidingen begeeft zich opnieuw, met weerzin, in eene verklaring.

Deze inleidingen maken allerminst aanspraak op wetenschappelijke waarde en volledigheid; zij hebben slechts ten doel om hem of haar, die iets naders omtrent het wezen der sage wil weten, eenigszins in zijn pogen daartoe van dienst te zijn en den belangstellenden lezer enkele werken aan de hand te doen, waarin hij zijne weetgierigheid kan bevredigen.

Na deze korte uitweiding op het gebied der letterkunde van ons eigen land keeren wij terug naar de sagen in dezen bundel. In de inleidingen, welke daaraan voorafgaan, heb ik getracht, een kort overzicht te geven van het ontstaan en de ontwikkeling der verschillende verhalen.

Zijn onophoudelijke arbeid honderd boekdeelen en tallooze redevoeringen, vlugschriften en dagbladartikels! gaf haar op een einde die zoetvloeiendheid, die in zijn betoogend proza zijn inleidingen en het beschrijvend gedeelte van zijn romans den lezer zoo dikwijls verrast. De voorrede van "Jacob van Artevelde" is mooi om den regelmatigen, en toch niet eentonigen val der zinnen.

Daar ik in deze inleidingen elke sage afzonderlijk besproken heb, wil ik hier nog slechts het een en ander zeggen over het ontstaan en den ontwikkelingsgang der Arthur-sage in het algemeen.

Maar aan dit gebrek heeft het een deel van zijn onmiddellijk succes te danken. De Folkeeventyr, die geen inleidingen van eigen maaksel hebben, en waaraan ook Moe een groot aandeel heeft, zijn van het genoemde gebrek vrij. In 1853 gaf Landstad uit Norske Folkeviser.

Het is echter karakteristiek voor den tijd, dat deze vrije stijl in de Huldreeventyr og Folkesagn alleen daar bestaat, waar Asbjørnsen aan zijn zegslieden het woord geeft. In zijn eigen inleidingen heerscht een litteraire, ingewikkelde stijl, zooals die toen in geletterde kringen werd mooi gevonden. Daardoor valt het boek stilistisch uiteen.