United States or Antigua and Barbuda ? Vote for the TOP Country of the Week !


De schel oranjegeel gekleurde lellen, die zich van achter het oog over de oorstreek tot den achterkop uitstrekken, verdikken zich hier en vormen een smalle, overlangsche kruinstrook, die bij de vroeger genoemde soorten niet voorkomt. Een andere naakte plek bevindt zich onder het oog. De snavel is oranjekleurig, de pooten zijn geel, de oogen donkerbruin.

Buitengewoon fijne, zachte, bijna haarvormige veeren, bedekken den romp; 't is, alsof hij met de vacht van een Zoogdier bekleed is. De twaalf staartpennen daarentegen zijn merkwaardig stijf. Van de middelste tot de buitenste nemen zij gelijkmatig in lengte af; gene zijn minstens vier maal zoo lang als deze. De veeren van den achterkop zijn min of meer kuifvormig verlengd.

De bovenkop, een breede teugelstreep, welke zich in den nek met die van de andere zijde vereenigt, de nek, een breede borstband en de smalle, verlengde veeren van den rug zijn zwart; een wenkbrauwstreep, die boven de neusgaten begint en aan den achterkop ineenvloeit met die van de andere zijde, de keel, de gorgel en alle overige onderdeelen zijn wit, de flanken en de borst echter licht roodbruin, de bovendekveeren van den vleugel en de schouderveeren licht leikleurig blauw of aschgrauw, de slagpennen zwart, aan den wortel en vóór de spits echter wit, waardoor twee breede banden ontstaan, die een groot sieraad zijn van den geopenden vleugel.

Het mannetje is aan de bovenzijde roodachtig bruin; de kop en de hals zijn zwart, de vleugel dekveeren wit en zwart gestreept, de borst en de overige onderdeelen karmijnrood; de kropstreek is door een smallen, witten band van de borst gescheiden; een ring, die aan het oor begint en zich om den achterkop uitstrekt, is rood, evenals de borst; de naakte plek om het oog is kobaltblauw; de middelste staartveeren hebben dezelfde kleur als de rug, de buitenste zijn zwart en wit.

Op den boven- en achterkop vindt men een uit smalle, spitse, witachtig gele veeren samengestelde kuif. De hoofdkleur van de bovendeelen is bruin, op de achterste armpennen groen iriseerend; de onderdeelen zijn lichter en valer; de vleugel heeft twee witte dwarsbanden, de staart een lichten eindband. Totale lengte 62, staartlengte 29 cM.

Van het winterkleed daarentegen zijn de boven- en de achterkop benevens de oorstreek roestkleurig kaneelbruin, de schouders en de mantel zwart met kaneelbruine vederzoomen; roestgeelachtige plekken loopen dwars over den krop en langs de zijden; de buitenste staartpennen hebben op het einde van de buitenvlag een zwarte vlek.

Het kleed is goed gevuld, glad aanliggend en wijdbaardig, maar toch hard; de kleuren van de bovendeelen hebben een staalachtigen, die van de onderdeelen een zijdeachtigen glans. De veeren van den achterkop zijn tot een kleine kuif verlengd. De iris is donkerbruin, de snavel zwart, de wortel van den ondersnavel rood, de kleine voet lakrood.

Zijn kleed is glanzig zwart; een smalle streep, die op het midden van de wang begint en zich langs de zijden van den hals en van de schouders uitstrekt, benevens de armpennen en de achterste handpennen, zijn wit; de slapen, de spitse, lange kuif op den achterkop en de nek zijn vurig karmijnrood. De iris heeft een gele, de snavel een geelachtig witte, de poot een donker loodkleurig grijze kleur.

Het voorhoofd, de slapen, de keel, de borst, het kruis, de staart, de onderzijde van dij en scheen en de zijden van de romp zijn wit; de ooren, de achterkop, de schouders, de armen en de handen zijn zwart; het achterste gedeelte van den rug en het bovenbeen zijn bruin; terwijl de voorzijde van de achterste ledematen zwartachtig bruin is.

Het voorste gedeelte van de kruin wordt ingenomen door een fluweelachtige pluim; de kroon op den achterkop bestaat uit borstelvormige, over hun geheele lengte schroefsgewijs gekronkelde, naar boven in alle richtingen uiteenwijkende draden; de veeren van hals en voorborst zijn verlengd, de bovendekveeren van den vleugel losbaardig, de dikke, gezwollen wangen en de keel naakt.