United States or Greenland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat kan 't baten, dat gij eenzaam in een hoekje zit, en klaagt. Ga, zij zal het u vergeven, als gij om verschoning vraagt. Zult gij dan mijn voorspraak wezen, mij geleiden: KEESJE. ja gewis: Zou ik niet voor Lotje spreken, die mijn liefste zusjen is. Maar gij hebt geen voorspraak noodig, als gij moeder valt te voet, Zal zij 't zeker u vergeven, Moeder, weet gij, is zo goed.

Die Fancy scheen 'n soort hofdame van Wouter's moeder te wezen, die hem 'n bezoek bracht in z'n ballingschap om hem wat optebeuren en moed in te spreken, opdat-i de tydelyke bestraffing die hem ten-deel viel, niet zou opvatten alsof men boos op hem was. Zy beloofde hem te bezoeken van-tyd tot-tyd... Maar, had Wouter gevraagd, hoe vaart m'n zusje? Uw zusjen is ook gestraft ... ge kent de wet.

Maar Wouter, moed scheppend uit haar weifelen, herhaalde z'n bede: Ach, laat me samenwezen met m'n zusjen ... al moest ik weer gras eten of werelddeelen bouwen, ik zal eten en bouwen met lust en met yver als ik mag samenzyn met Omikron!

O hemel, daar komt Livius! Neen, kind... Suetonius. Apprehendo bucculam voel maar! beduidt: ik knyp m'n zusjen in haar linkerwang, om haar eerbied inteboezemen. Domme jongen, met je latyn! En wat heb je nu tegen de apprehensie van dien Ilpendam? Ook op dien naam heb ik aanmerking. Ik geloof niet dat de man zoo heette. 't Zal iemand geweest zyn die van het dorp Ilpendam geboortig was.

Zou ik door ongehoorzaamheid Dan maken, dat mijn vader schreit; Zou ik hem zugten doen en klagen; Neen, als mijn jonkheid iet misdoet, Dan val ik aanstonds hem te voet, En zal aan God vergeving vragen. Alexis heeft zijn zusjen lief, Wanneer ze in vrede leven; Hij noemt haar zelfs zijn hartedief, Als zij haar speelgoed hem wil geven.

"Laat haar 't leven tog niet derven, "Ach mijn moeder zou 't besterven, "Vader daalde wis in 't graf. "Lieve God! waar bleef tog Pietje, "Naamt gij met mijn zusje Mietje "Ook mijne ouders van mij af." Mijn zusjen is gezond. God hoorde mijn gebed! En heeft tot onze vreugd mijn zusje lief gered. Wat zal mijn dankbaar hart dien goeden God vergelden? Zo groot een God wil die gedankt zijn van een kind?

Noch een fijn mennisten zusjen, Noch een bloode pimpelmees, Weet zij iets van angst of vrees Voor een handdruk, voor een kusjen; Toch laat zij niet alles toe, Roeltjen uit de Bonte Koe. Waaghals wie haar durft omvangen! Want haar hand is geen fluweel; Schorre strijkstok op de veêl Van een paar gebaarde wangen, Speelt zij regts en links maar toe, Roeltjen uit de Bonte Koe.

Klagt van den kleinen Willem op de dood van zijn zusjen. Het geschenk. Welkomgroet van Claartje voor haar kleine zusjen. De ledigheid. Het hondjen. Het gebroken glas. Eene vertelling. De godsdienstigheid. De haas. Eene vertelling van Dorisje. Jesus. Een zangstukje. De drijftol. De pruimeboom. Eene vertelling. De bedelaar. De ware vriendschap. Lotje en Keesje. De gezondheid. Klaartje en Keetje.

"Neen, vrees niet, Neen, wees niet Eenkennig, lief kind! Al knort zij, Toch wordt gij Opregt'lijk bemind. Ik zocht je, Ik mogt je Al lang gaarne zien, En 'k vraag je vóór Lichtmis nog van je oude liên." "Ai, Klaertjen! 't Is 't aertjen Van onz' aller moê;" Spreekt zusjen Na 't kusjen 't Wijs vrijsterken toe. "'k Betrapje, 'k Verklapje Dies toch niet te huis.

"Wie is uw zusje?" vroeg men hem... Wie vroeg dat? Stil, val 'm niet in de rede, laat Wouter voortgaan. "Ik weet niet wie dat vroeg. Maar 't jongetje zei dat z'n zusjen... 'n blauw jurkje droeg, en kuiltjes in de wangen had... Net als Emma. Ja, net als Emma. "Men zei hem dat er in den hemel 'n klein meisje was, dat er juist zoo uitzag.