United States or Jordan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoor, hoor het zilv'ren trill'ren als een vreemd- Zalig verblijden, Waar, boven bosschen en beschenen beemd, Naar alle zijden De wijde ruimte oneindig openblauwt, De zonne schijnt, En, onder 't juub'len van zijn heilig lied, Die 't zong, verdwijnt.

Boomtoppen drinken Het zilv'ren licht, Beneden zinken Schaduwen dicht. Maar midden in de Betoovering, Waar beuk en linde Te droome' aanving Dalen drie zware Klokslagen neer; De kimmen klaren... De dag keert weer... Kille regen ruizelt stille Over 't bleekend zomer-loover, Morgen drijft de zomer over, Daar het najaar nader toog.

Ruk uit uw zilv'ren haar; knaag de and're hand Vrij met uw tanden; en dit schriktooneel Sluite ons voor goed de onzalige oogen toe! Kom, nu is 't razenstijd; wat zwijgt ge nu? TITUS. Ha, ha, ha! MARCUS. Wat lacht gij nu? dit past niet bij deze ure.

Deze kleurrijke ballade is waarlijk Oostersch getint: Sta op, sta op, Xarifa, kom aan het vensterraam, Zie naar de bonte vlaggen, met heel de stad tezaam; Hoor naar de zilv'ren tonen van de luiten en guitaren, Naar 't schetterend trompetgeschal, en 't lieflijk spel der snaren, Zie naar de bonte vaandelpracht van venster en balkon, En naar des bruigoms vederbos, die wappert in de zon.

De lucht wordt ijler, de eindeloosheid schijnt Door 't eindig huis, waarin wij, aardschen, wonen Uit een ver dorp rijzen de stille tonen Van de avondklok, hoog in de lucht verreind. Zie: voor mijn blijde blikken baadt nu heind' En ver de wereld in den glans van 't schoone, Hier: boomen met de zilv'ren bloesemkronen, Aan d'einder: 't scheem'rend bosch, waar 't licht verdwijnt.

't Was ijdel duchten, ijdel staren. Geen wolk van rook, geen flits van vier Schoot over 't zilv'ren vlak der baren; Geen schip, op tal van masten fier, Viel langs de gansche reê te ontwaren; Wat vaartuig bragt den blanke hier? De wilden vroegen 't, schoon hij rees En 't zeilenpaar der boot hun wees. Half duikende onder kokosboomen, Ontsnapte ze in de baai 't gezigt.

PROTEUS. Ach ja; en haar ontstroomde bij het vonnis, Dat, blijft het onherroepen, scherp u dreigt, Een zee van vloeib're parels, held're tranen; Die stortte ze aan haars vaders wreede voeten; Zelf zeeg ze in deemoed knielend voor hem neer, En wrong de handen, ach, zoo marmerwit, Als waren zij door 't plotsling wee verbleekt, Maar zuchten, steunen, zilv'ren tranenvloed, Gebogen knieën, kuisch geheven armen, Niets, niets verweekt des harden vaders hart; Neen, grijpt men Valentijn, dan moet hij sterven.

Lok niet in uwer zuster tranenmeer Mij, schoone meer-elf, met verdervend lied; Zing voor uzelf, Sirene, min mij weer, En spreid uw haargoud op den zilv'ren vliet; Dan kies ik dat voor leger, waar ik rust, En stel met trots mij voor, dat, als ik zink, De dood aldus gewin is, weelde en lust; Ja, is de liefde wuft, dat zij verdrink'! LUCIANA. Wat! zijt gij dwaas? niet wetend wat gij zegt?