United States or Bahrain ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch wordt haar liefde uit Valentijn gewied, 't Volgt niet, dat die in Thurio wort'len zal. THURIO. Tracht daarom hare liefde van hem af En daad'lijk op mijn kluwen op te winden, Eer ze in de war raak' en voor niemand deug'; En dit gebeur', door mij niet min te prijzen, Dan gij ten nadeel spreekt van Valentijn.

Ziehier wat Valentijn zegt : »Maar men mag niet het allerminste afplukken, waar op swaare straffen staan gelijk er ook doorgaans over al zeer veel spions van slaven zyn, die daar net op weten te passen.

THURIO. En waarin ziet gij mijn dwaasheid? VALENTIJN. In uw baaitje. THURIO. Mijn baaitje! een dubbel gevoerd wambuis! VALENTIJN. Goed, dan moogt gij een verdubbelde dwaas zijn. THURIO. Wat! SILVIA. Wat, Signore Thurio, toornig? gij verandert van kleur? VALENTIJN. Laat hem maar, jonkvrouw; hij is een soort van kameleon.

VALENTIJN. Vergeef mij, Proteus; wat ik zeg, is niets Bij haar; wat waarde heeft, wordt niets bij haar; Ze is eenig. PROTEUS. Nu, zoo laat haar eenig blijven. VALENTIJN. Om heel de wereld niet. Vriend, ze is de mijne, En ik, nu 'k dit juweel bezit, zoo rijk Als twintig zeeën, ware 't zand ook paarlen, Het water nectar, louter goud de rotsen.

Zij worden niet door hun zoons bedrogen: als Valentijn, in "Twee Edellieden van Verona", de dochter des hertogs, Sylvia, wil schaken, komt zijn toeleg uit en wordt hij met verbanning gestraft; als de hertog later zijn toestemming tot het huwelijk geeft, doet hij dit gewillig, omdat hij overtuigd is van Valentijns waarde en van de onderlinge liefde der jongelieden, niet met tegenzin, omdat hij bezwijken moet voor een slim overlegde zamenzwering.

PROTEUS. Valentijn! VALENTIJN. Gij lage vriend, gij zonder trouw of liefde, Ja, zoo is nu een vriend, gij aartsverrader! Gij hebt mijn hoop bedrogen; slechts mijn oog Kon me overtuigen. Nooit meer kan ik zeggen: "Ik heb een vriend"; gij zoudt mij logenstraffen. Wie is betrouwbaar, als de rechterhand Meineedig wordt aan 't harte?

Vertrek! en zwijg! geen uitvlucht of verschooning; Maar ijlings, hebt ge uw leven lief, van hier! VALENTIJN. Waarom niet dood, in plaats van sparend folt'ren? Want sterven is verbanning van mijzelven; En Silvia is mijzelf; van haar verbannen, Is zelf van zelf; het is verbanningsdood! Welk licht is licht, is Silvia mij onzichtbaar? Wat vreugd is vreugd, is Silvia niet aanwezig?

HERTOG. En heeft hij niet een zoon? VALENTIJN. Ja, beste vorst, een zoon, die wel verdient, Dat elk hem, als zijn' vader, acht en eert. HERTOG. Gij kent hem goed?

Dit is haar hand, het werktuig van haar hart, Dit is haar liefdeseed, haar eerepand. O, dat nu onze vaders, door hun bijval, De zaligheid van onze min bezeeg'len! O engel Julia! ANTONIO. Zoo, gij daar? wat voor brief zijt gij aan 't lezen? PROTEUS. Vergeef mij, 't zijn een woord of twee, waarin Mij Valentijn zijn vriendegroeten zendt; Een vriend, die bij hem was, bracht dit mij over.

FLINK. Iedereen merkt het op buiten u. VALENTIJN. Buiten mij? onmoog'lijk. FLINK. Buiten u? Niets is zekerder, want buiten u is en zal niemand zoo argeloos zijn; maar gij zijt zoo buiten uzelf van die dwaasheden, dat die dwaasheden in u zijn en door u heenschijnen als het water in een urinaal, zoodat geen oog u kan aanzien, of het wordt een dokter, die uw kwaal herkent. 43