United States or Taiwan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Te midden der rechterzijde, tussen Louis de Clermont en de Graaf Jean d'Aumale, zat Godfried van Brabant, die de Fransen vijfhonderd paarden had gebracht . Nevens deze bewonderde men de grote gestalte van de Zeelander Hugo van Arkel, zijn hoofd stak boven de andere ridders uit, en zijn machtig lichaam gaf genoeg te kennen hoe schriklijk zulk een strijder op het slagveld zijn moest.

De anderen zijn verdronken of naar de hooge landen gevlucht. Middelerwijl zij dus praatten, kwamen mijne boden met de Zeelander heeren aan zijn hof. Hier moet gij nu opletten, hoe Friso allen wist te bedotten, tot genoegen van beide partijen en ten bate van zijn eigen doel.

De Zeelander stiet zijn zetel achteruit, en riep, terwijl hij een zijner handschoenen op de tafel wierp: "Mijne heren, ik zeg dat gij allen liegt! Ik hoon u in het aangezicht. Daar is mijn handschoen, wie begeert, kan dezelve opnemen; ik beroep hem in het strijdperk."

Jan van Renesse, de moedige Zeelander, die met weinig volk Utrecht bewaarde, willende die stad verlaten, begaf zich in een schuit om de Lek over te varen; maar het schip te zeer geladen zijnde, zonk te midden van de vloed, en de edele ridder Jan vond er een beklagelijk einde, hij verdronk.

Van Emden, Van Norden, Van Leer, Van Gelder, Van Crevelt, Van Minden, Van Cleef, enz. Zie bl. 227. Byzonder zijn ook de maagschapsnamen Vrieslander, Engelander en Zeelander, allen aan joodsche geslachten eigen. Vrieslander, Engelander en Zeelander, in plaats van Fries, Engelschman en Zeeu, zijn ongebruikelike woorden. Een echte, germaansche Nederlander zal ze niet gebruiken.

Twee Vrouwen van het doorluchtige huis van Renesse waren uit Zeeland gekomen om haar tot Staatjuffers en vriendinnen te zijn; niets ontbrak haar: het prachtigste huisraad, de kostelijkste kleding had de edele Zeelander haar toegeschikt. Twee lange scharen beenhouwers, met blinkende bijlen, stonden bij de twee zijden der tent en dienden de jonge Gravin tot lijfwacht.

Door deze schikking mochten de Jutten het land behouden, waarop Wralda hen gevoerd had. De Zeelander schippers die zich niet wilden behelpen of geneeren met visch alleen, en die een grooten afkeer hadden van de Golen, die gingen toen de Phenicische schepen berooven.

De voornaamsten onder hen waren Jan Graaf van Namen en de jonge Gwyde, beide broeders van Robrecht van Bethune, Willem van Gulik, hun neef, Priester en Proost van Aken, Jan van Renesse de moedige Zeelander, Jan Borluut de held van Weeringen, Arnold van Oudenaarde en Boudewyn van Papenrode.