United States or Senegal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Vandaar het schoone gezegde van onzen Frieschen dichter WILLEM VAN HAREN: O Dapperheid! o Deugd! Tot nog toe zag de zon Geen volk, welks heerschappij zóó zegerijk begon. Ziedaar, hoe dat een volk, nog niet verwijfd van zeden, Het onregtvaardig doel zeeghaftig kan weêrstaan Van die de handen durft aan zijne Vrijheid slaan! Even als de volgende dichtregelen, uit het vermelde heldendicht Friso.

Na zes dagen zagen wij de oorlogsvloot van Demetrius op ons toekomen. Friso beval ons dat wij de kleinste schepen moesten achteruit houden in eene breede linie; de groote met vrouwen en kinderen vooruit. Voorts gebood hij, dat wij de kraanbogen van voren moesten wegnemen en aan den achtersteven bevestigen, want zeide hij, wij behooren al vluchtende te vechten.

Op den 1 Mei 1709 trad hij in den echt met Maria Louisa, Prinses van Hessen-Cassel, uit welk huwelijk zijn geboren twee kinderen: eene dochter Anna Charlotta Amelia, getrouwd met den Prins van Baden-Durlach, en een zoon, Willem Karel Hendrik Friso.

WILLEM CAREL HENDRIK FRISO, Prins van Oranje en Nassau, werd op den 1 September 1711 te Leeuwarden geboren, en zag door zijne brave moeder en voortreffelijke leermeesters aan zijne opvoeding de meeste zorg besteed.

Het land van Friso Friesland nu was zeer rijk, en er vestigde zich een ruw en machtig volk, breed van borst en blond van haar. Eer en moed golden bij hen, en Friso was gelukkig, daar hij hen regeerde. Toen hij zou sterven, deed hij zijn volk tot zich komen, en hij beval hen, de kroon en het vaandel, die in den tempel der godin Tamfana werden bewaard, goed te behoeden.

Friso kent de ranken der Golen, wier taal hij spreekt, hij kan dus tegen hunne listen waken. Dan is er nog iets in het oog te houden: welken graaf zoude men tot koning kiezen, zonder dat de anderen daar wangunstig over waren. Al zulke praatjes werden door de jonge maagden gehouden, maar de oude maagden, ofschoon weinig in getal, tapten hunne redenen uit een ander vat.

Op grond van oude volksverhalen, die van een roemrijken stamvader Friso, uit het Oosten afkomstig, gewagen, geven de kronyken echter eene aaneengeschakelde lijst van al de Vorsten, die van hem af het gebied over Friesland hebben gevoerd.

Frethorik, de eerste schrijver, die hier voorkomt, is een tijdgenoot van de gebeurtenissen, die hij verhaalt, namelijk de komst van Friso. Hij is een vriend van Liudgert, den Geertman, die als skelta bi thêr nacht op de vloot van Wichhirte den sêkening met Friso hier was gekomen, in 't jaar 303 voor Chr., 1890 jaren nadat Atland verzonken was.

Meer geloof verwierf echter het volksverhaal, dat FRISO, eens Konings zoon uit Indië, na den dood van ALEXANDER den groote uit zijn vaderland verdreven, zich met zijne broeders SAXO en BRUNO en vele anderen te scheep begeven hebbende, 313 jaren vóór onze tijdrekening met eene vloot in Friesland zou aangeland zijn.

Zij is daarin verhinderd door de Petraeische Arabieren, die hare schepen in brand staken. Friso is, toen kort daarop Alexander stierf, in dienst gebleven van Antigonus en Demetrius, totdat hij door den laatste op eene schandelijke wijze beleedigd zijnde, besloot met zijne manschappen het oorspronkelijke moederland, Friesland, op te zoeken. Naar Indie terugkeeren kon hij trouwens niet.