United States or Turks and Caicos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


De koningin, die buiten stond, zag hen aankomen en zij zeide tot zichzelf, terwijl zij naar binnen ging: "Het ziet er niet goed uit, voor wie daar uit het woud komt." Nijdhod gaf den gouden ring, dien hij uit Welands woning medegenomen had, aan zijn dochter Bodwild ten geschenke. Zelf echter behield hij het scherpe zwaard dat aan Weland had toebehoord.

In de sage van Weland, de smid, ligt de oude, bij andere volkeren in wel anderen, maar wat inhoud betreft wezensgelijken vorm verwerkte mythe van den bliksem, die de wolken vangt als meisjes, verlamd neerslaat op de aarde, daar zijn schade doet en als vrijgevleugeld vuur weer opstijgt naar boven. Het is de overwinning van de vuurmacht op de donkere machten van de aarde.

En toen Bodwild wakker werd, ging zij weenende heen van haar verleider, bevend voor haars vaders wraak, en bang, dat Weland zou ontvluchten. Koning Nijdhod had langen tijd tevergeefs op zijn zonen gewacht. Hij lag op een bank in de groote zaal van zijn paleis, en peinsde.

Toen zeide Weland: "Alles zal ik u zeggen, als gij mij zweren wilt met heilige eeden: bij de spits van uw speer, bij den rand van uw schild, bij de kiel van uw schepen, bij den rug van uw krijgsros, dat gij mijn vrouw niet zult vermoorden, dat gij mijn lief geen leed zult doen, ook niet wanneer zij aan uw huis verwant zou zijn, en mij een kind in konings zalen werd geboren.

Men zette, als voorbeeld, Prometheus, die aan de rots geklonken is maar wiens bevrijding de ondergang zal zijn van Zeus, eens naast den noorschen Loki-Veenrookwolf, die aan stevige banden ligt, maar op den dag der godenschemering zijn boeien zal verbreken om Wodan te verslinden; vergelijke den verlamden Hephaistos met Weland, den smid, wiens kniepezen doorgesneden zijn.

Nijdhod, de koning, die dacht, dat Weland al dat goud had gestolen, ging naar hem toe en zeide: "Zeg, Weland, hoe hebt gij in Wolvendal al dat goud verworven? Want gij hebt niet, als Siegfried, een draak gedood, die schatten bewaakte, en de rotsen van den goud-rijken Rijn zijn ver van uw woning verwijderd."

Den volgenden morgen, al heel vroeg, zeide het oudste van de kinderen tot het andere: "Kom, laten wij gauw naar het goud gaan kijken." Nieuwsgierig gingen zij naar Welands werkplaats, slopen voorzichtig naar binnen, openden de kist, waarin de kostbaarheden waren, en keken er in. Toen, met een hevigen slag, sloeg hun Weland het hoofd af en verborg hun voeten onder den haard.

Nijdhod stond op en ging naar Zeestad. Daar sprak hij tot Weland: "Antwoord mij, Weland, wat is er gebeurd met mijn zonen, die zoo gezond mij verlieten?"

Zoo zat hij en smeedde sieraden voor Nijdhod, knarsend van woede, onmachtig tot wraak. Maar op zekeren dag kwamen Nijdhods jeugdige zonen naar Welands werkplaats. Voorzichtig slopen zij naar binnen, openden de kist, waarin de kostbaarheden waren, en keken er in. Daar zagen zij schitterende schatten, en zij vroegen schuchter aan Weland: "Is al dat glinsterende echt goud?"

Weland antwoordde den koning: "Kent gij Ladgud en Herwor niet, Lodwers rijke dochters, en Aalrune, die een kind van koning Kiar is? Ik had nog grootere schitterende schatten, toen ik met Alwijze zoo gelukkig was." 's Konings krijgslieden namen den gevangen Weland op en brachten hem naar het paleis van Nijdhod.