United States or Hong Kong ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar Baugi aarzelde en weifelde en zeide dat hij niet ronduit zijn broeder Suttung om de teug der inspiratie durfde vragen, maar zou trachten ze door bedrog te krijgen.

Om mij te verzetten, zocht ik ruwe, eenzame vermaken; om mij te harden tegen mijne =valsche= schaamte, gaf ik mij af met schepsels die alle =eerlijke= schaamte hadden uitgeschud. Ik was op weg, in alle stilte een lap en een lichtmis te worden. Eenige malen zelfs stond ik aan den rand van zelfmoord. Eerst schafte ik mij eene revolver aan; later weifelde ik tusschen cyankalium en morphine!

Zij zou natuurlijk onder de hoede geweest zijn van haar oom en van u, maar ik dacht, dat zulke kringen voor een jong meisje nog eerder te ontwijken zijn, dan voor een getrouwd vrouwtje, al is ze ook gracieus als u! Had ik ongelijk? Elize weifelde of zij zich boos zou maken of niet. Maar er klonk zoo iets beslists en tevens zoo iets innemends in zijn stem, dat ze ontwapend werd.

»Hebt gij mij misschien iets te vragen?" zeide Rhodopis. De oude vrouw weifelde nog. »Spreek vrij uit, spreek; maar maak het kort!" »Ik zag u weenen," begon de trouwe slavin ten laatste; »het schijnt mij toe, dat gij onder kommer gebukt gaat, of krank zijt. Mag ik niet bij u waken; wilt gij mij niet zeggen, wat u deert?

Wat, domina? Naar de kinderen.... Zij maken het wèl, domina.... Ik zag ze niet sedert drie jaar.... Toen zij dansten in het mimus-spel.... Zij zijn gegroeid; zij zijn mooie knapen.... Zij spelen de "eerste-vrouwe"-rollen.... Domina zal ze morgen zeker komen zien....? Ik weet het niet, weifelde Crispina. Maar het Hof komt toch? De Keizer? vroeg Lavinius, reeds angstig.

En met ketelmuziek kwamen zij op: twee mannen, drie meisjes, vier jongens, een beer.... Aan de drie zijden van het pleintje voor de herberg waren nu de vlammende, walmende toortsen geplant en de harstriekende gloor weifelde fantastiesch door de nacht, die geheel gevallen was.

Deze bekeek de haan goed, sloeg hem in de onderdeelen gade, wikte en woog, deed eenige vragen: de ongelukkige weifelde. Bruno was zenuwachtig, en keek hem vertoornd aan. "Maar zie je dan die breede schub niet die hij daar, bij zijn spoor, heeft? Zie je die pooten niet? Wat wil je meer? Kijk die beenen 's, spreid die vleugels 's uit! En deze gespleten schub boven deze breede, en deze dubbele?"

Zij zette zich neêr op de rustbank. Achter haar brandden enkele pitten aan de verschillende tuiten van de hooge, bronzen lamp.... De duisternis weifelde in het atrium. Boven, vierkant, nachteblauw, scheen de hemel vèr.... Kom eens hier, zeide Crispina. De jongens naderden, stonden, opzettelijk wat kinderlijker dan zij zich voelden. Zullen jullie mooi dansen, spelen en zingen? vroeg zij.

De Moor gaf geen teeken van schrik, maar draaide bedaard het hoofd om. Ga slapen, mijn jongen! zeide de kapitein, ten minste als ge kunt. Ik kan 't niet en zal dus blijven waken. Zoodra ik lust heb om te gaan slapen, zal ik Mohammed wekken. De Moor weifelde. Vergeef mij, heer! zeide hij, maar er wonen hier dichtbij Arabieren; ze zouden wel eens kunnen pogen te stelen.

Mijn rijke verbeelding maakte een sprong en ik zag mij vóór het feit gesteld, dat mij levenslang aan haar verbond. Was ik nu niet gelukkig, over-en-overgelukkig! Had ik nu niet bereikt waar ik al maanden lang naar snakte? 't Was vreemd, o, 't was zoo vreemd, maar een soort twijfel, een soort heimwee drong stilaan in mij. Ik dacht alweer aan het verleden, aan mijn familie en mijn vrienden, aan 't zachte, blonde, lieve Vlaanderen! Ik dacht aan de witte kerktorentjes der vriendelijke dorpjes, aan Meylegem-Noord en aan Meylegem-Zuid, aan de kalme lussen van de kronkelende Leie, waarin zich, op het groen der weilanden de pittoreske roze en witte hoevetjes weerspiegelden. Ik dacht aan Tieldeken en aan de jonkvrouw van 't kasteel; ik dacht aan alles wat ik daar gelaten had en hoopte weer te zien en voelde de diepste wortels en de geheimste vezels van mijn wezen mij nu pijnlijk weer daarheen trekken, zooals de wortels en de vezels trekken van een boom, dien men uit zijn oergrond los wil rukken. Zou ik het waarlijk doen en voor altijd de banden van het zoet verleden afsnijden? Hield ik werkelijk genoeg van haar? Was mijn leven zóó in 't hare opgegaan, dat ik zonder haar niet meer bestond? Was zij de zusterziel, de eenige die voor mij op aarde bestond en die ik wellicht vroeger in een ander leven had ontmoet? Ik weifelde; ik twijfelde. Ik verlangde naar haar met den vurigsten hartstocht, en ik aarzelde tezelfdertijd; ik vreesde haast om dat zoo zeer begeerde voor altijd in mijn bezit te krijgen. Ik had h