United States or Togo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij wist, dat hij zwak was, dat het houden van zijne belofte hem veel zou kosten. Hij had nooit geweten, dat hij kwaad deed; hij had nooit gedacht, dat hij zijn mama, Mathilde, Théodore, en de kinderen benadeelde door plezier te hebben en fijne soupers met zijn clubgenooten te bestellen, en dit alles warde nu in zijn hersens dooreen als een amalgama van onaangename zaken, waarin hij geen gat zag.

Eline intusschen was de trap opgevlogen en stortte haar boudoir in, maar eensklaps schrikte zij: zij had vergeten, dat Vincent er was en zij deinsde terug in de geopende deur, Intusschen was het toch te laat, maar... Vincent sliep nog, terwijl zijn middagmaal onaangeroerd op een tafeltje naast den divan stond. Vincent sliep en Eline gevoelde een wreede, romantische voldoening, dat zij voor hem zoo gestreden had tegen Betsy, tegen Otto.... Toch wilde zij hem niet wakker maken, en, de deur sluitend, sloop zij in hare slaapkamer en wierp zich op haar bed. Hare snikken waren eensklaps opgehouden en zij was wanhopig, dat zij niet weenen kon. Hare eenzaamheid, de kalmte om haar heen goten een koud bad uit over hare geprikkelde zenuwen, en hoewel zij zich hare woorden niet goed herinnerde, meende zij toch vreeselijke dingen gezegd te hebben vooral tegen Otto... Waarom had zij dat gedaan? Waarom was zij zoo tegen hem uitgevaren? Ter wille van Vincent? Ter wille van zichzelve, omdat zijne bedaardheid haar ergerde? Zij wist niet meer waarom; alles warde in haar brein door elkaâr en zij schudde haar hoofd op het kussen heftig heen en weêr, als om dat gewar te doen bedaren.... Ja, zij dacht, ze had zeker zoo gesproken om Vincent, die niemand op de wereld had dan haar en zijn vriend, die ver was.... Zij had medelijden met Vincent, maar.... had zij dan niet meer medelijden met Otto? Had zij zich d

De ontmoeting met dat meisje, dat geheimzinnige boekje, 't zaligworden, zyn gevecht met de bleekverstoorders, alles warde zich dooréén met de gedachte aan 't vers dat-i maken moest. En zonderling! ook scheen er verband tusschen dit alles, en zyne droomen van macht en heerlykheid.

Hij drukte even haren arm, zonderling, bijna tot weenens toe verweekt door die herinnering uit zijne kinderjaren, welke zich dooreen warde met herinneringen van een paar zomers geleden, toen hij, niet met Suzanne, toen hij met h

Toen was ik waardig, aan die blonde slapen Eerbiedig de eene en de andre hand te drukken, En in den hemel van dat oog te schouwen.... Ik zag en kuste en kuste.... úw kind, geschapen Naar úw Madonna-beeld, en diep verrukken Doorgolfde mij, o lieflijkste aller vrouwen! Toen sprongen ze los door het stoeien, die dartlende haren, Ik woelde er doorheen met mijn vingers, Ik warde met woelende vingers.

Gedoog, dat aan die sneeuw mijn wang zich koele, En dat mijn lippen ’t warme dons beroeren, En dat ik dan nog eens mijn straf gevoele! Gij weet, die straf, toen ik mij liet vervoeren, En in het kussen uwer hand volhardde, Toen gij met de andre door mijn lokken warde’.

Er was even een stilte die zwaar lag. 't Warde, duizelde in Geertje's brein. Heins voelde dat hij ijlings moest voortgaan: M'ar nou begrijp je wel, da'we voorlóópig niks motte beginne. Kan 'k je mit ie's helpe ... mit geld of zoo ...graag netuurlek. DA' WEET JE WEL. MAAR WE MOTTE UIT MEKAARS BUURT BLIJVE. JUIST VOOR LATER. OM NIKS TE BEDERVE. Want je begrijp, ze loere nou op me.

En nu ging zijn linksch oog daar nog meer knijpen in een geraad van rimpeltjes; maar boven het andere kromp de brauw, stijgend, als in hoon, hooger.... Och, oolijk was het bijna om er om te lachen, maar ook om er beroerd van te worden. Hij stond vaal in zijn verwaarloosde jas; tegen zijn nek op frommelde een boord te hoog, welig warde het haar er over.

Een menschelijk wezen lag op den grond uitgestrekt, geheel verborgen in zijn eigen lang haar, dat zich warde in de harige dierenvacht die zijn lenden dekte. Hij richtte zich op, en zijn voorhoofd stootte tegen den rooster die daar plat lag ingemetseld. Van tijd tot tijd verdween hij weer in de diepte van zijn hol.

"Nu begrijp je wel", placht hij dan te zeggen, "dat zoo'n konstabel een zeevaartkundige moet wezen, wel degelijk een wetenschappelijk man." In die overtuiging bleef hij steeds studeeren, maar daar zijn hersens slechts weinig konden bevatten, warde hij alles dooreen en zijn hoofd zat zoo volgepropt met technische termen dat hij zijn mond niet kon open doen zonder er eenige te pas te brengen."