United States or Macao ? Vote for the TOP Country of the Week !


En alweder hoe zijn geest zich baadde in verrukking, hoe hij al het andere met macht van zich poogde af te weren alweder bespeurde hij de nabijheid van het grauwe wezen. Want in hem woelde de herinnering, hoe hij eenmaal hier niet alléén verwijlde: hoe hij vóór jaren op deze zelfde hoogte zat met =haar= toen zijne bruid, thans zijne gade en die hij ditmaal te huis liet blijven.

Het was hem, of alles in hem leefde en woelde, of alles in hem gespannen was, of hij scherper zag en hoorde, of hij de straten, wit van sneeuw, in den gelen glans der lantaarns, tot het einde met zijn blik kon doordringen, of hij vreemde trillingen in de lucht vernam, als een zonderlinge muziek. Nog nooit was zijn tred zoo licht geweest; in twee minuten had hij op het Voorhout kunnen zijn.

Het scheen, dat deze gedachte hem nu in stilte kwelde, want hij liep zijne kamer met groote schreden op en neer, terwijl hij met de handen door zijn krullend hair woelde. Van tijd tot tijd stond hij stil, en bleef voor een portret aan den wand toeven. Die dame met ouderwetsche muts en breede keellinten was zijne overleden moeder. Toen hij negentien jaar oud was, had hij haar verloren.

Onafgebroken werkte hij met onuitputtelijken ijver voort; met doode verven bezielde hij, vol innige zelfvoldoening, het bijna afgewerkte liefelijke beeld, het voorwerp zijner schepping. Steeds woelde het penseel door de verven, steeds bracht het de fijnste tinten op het bijna hemelsche wezen over, dat al meer en meer het oogenblik harer volmaakte vorming naderde.

En hij had een groote gedachte, die woelde in zijn hoofd, dat alle kleine gedachtjes wegdrong, gelijk een dwingeland. Cordule, niet verre van hem, borduurde. Hare korte handjes betastten en overstreelden het luie borduurwerk. De naald was zonder draad.

Ik zal de deur dicht doen, dan kan je de kamer luchten, Mietje, sprak Jeanne en zij schoof de porte-brisée toe, en zette zich, glimlachend tot de kinderen, neêr bij het raam aan eene tafel, bezaaid met eenig linnengoed, dat zij moest nazien, kousjes, schortjes, rokjes, hier zoo kort geleden aangeschaft, en reeds te verstellen... O, wat waren hare kinderen slijtsch!... Ze zuchtte en hare kleine, magere hand woelde een weinig in het goed, terwijl hare oogen zich met tranen vulden.

Beiden verdwenen in het brandend huis. Een ... twee ... drie ... vier stonden, als uren zóó lang, gingen voorbij en beneden in de straat, jammerde een bevende grijsaard, woelde eene anstige volksmenigte. Goddank! daar verscheen de wakkere Klaas, de kleine Liesbeth in de armen. Jan volgde hem, een ijzeren kistje op den rug, dat vergeten was en waarschijnlijk goud of kostbaarheden bevatte.

"Je moet niet denken dat er geen anderen zijn als jij, en je hoeft me niet te behandelen als een bedelaar: want ik verteer tienmaal meer in één week, dan je vader in een heel jaar." Zij ging steeds voort, en hij volgde haar steeds. Onrust woelde in haar binnenste en de verontwaardiging deed haar wangen gloeien. "Scheer je weg," riep ze luide, want ze dacht wel dat menschen volgden op de straat.

Zij dacht aan Alfons en een zee van leed woelde weer uit de diepten van haar binnenste de tranen tot haar oogen op. Ach, dat hij 't toch niet beleven mocht: zijn vrouw, zijn kinderen, hun welvaart op het hoevetje, hun aller kalm geluk in 't schoone, vreedzaam jaargetijde, de welverdiende rust na 't harde werken van den ganschen zomer! Een droeve plooi kwam om haar mond; zij schreide in stilte.

De nevenszittende vrouwen meenden, dat hij zuchtte van verdriet, omdat degene, van wien hij hulp voor zijnen nood verhoopte, zoolang zich liet wachten. Maar zij bedrogen zich in hun medelijden; want in het hart, dat onder den gescheurden mantel onstuimig klopte, woelde de vurigste haat en gloeide de dorst naar bloed.